Wij maken nu aan jullie,
broeders, bekend de genade
van God die gegeven is in de
uitgeroepen gemeenten van
Macedonië
2 Korinthiërs 8:1
De genade van God had in de
ekklesia’s van Macedonië op
bijzondere manier gewerkt.
Korinthe was belangrijk als de
havenstad van Achaje, en de
apostel had in 1:15-17 gezegd,
dat hij eerder wilde komen.
Dat zou voor hen de tweede
genade geweest zijn; vreugde
van het weerzien.
Nu spreekt hij over de genade
die bij gelovigen in Macedonië
gekomen was. God had in Zijn
liefde veel rijke vrucht gegeven.
God geeft, door Zijn geliefde
Zoon, in ons leven Zijn kracht.
Dat is alles, thuis zijn bij Vader.
Ik verheug me dat ik in alles
moed heb over jullie.
2 Korinthiërs 7:16
Paulus verheugde zich (denk
aan vreugde = genade) over
de vrucht die hij zag bij hen.
Het was Vader die groei gaf;
planten en begieten laat hij
door arbeiders doen.
Door de zeer bemoedigende
berichten van Titus was de
apostel zeer dankbaar dat de
Vader zo doorwerkte onder
de Korinthiërs.
Zo kon weer met extra energie
gewerkt worden in de arbeid
van het heerlijke verzoenende
evangelie. De zondeloze Zoon
werd tot zonde (zondoffer)
gemaakt opdat wij werden:
gerechtigheid van God in Hem.
En zijn mededogen voor jullie
is overvloeiender, de
gehoorzaamheid van jullie
allen herinnerend, hoe jullie
hem met vrees en siddering
ontvangen hebben.
2 Korinthiërs 7:15
Zij hadden Paulus gehoord;
de brief was aangekomen en
later kwam Titus. De brief
werkte; de aanwezigheid van
Titus, na de inkeer van heel
wat Korinthiërs, zorgde voor
ontzag en diepe eerbied.
Titus kwam in opdracht van
Paulus, dat was voor hen
uiting van de genade van God.
Er was gehoorzaamheid van
geloof; en Titus constateerde
verheugd dat het Woord zo
uitwerkte. Dat verheugde later
de apostel, die dit dankbaar
schreef, Christus Jezus werkte
in en onder hen krachtig door!
Zo ook ons leven; laten wij de
Vader danken voor wat Hij in
ons en door ons bewerkt!
Hoe was Hij voor Hij mens werd?
Wat laat de Schrift erover zien?
Naluisteren: deel A en deel B
maar zoals wij alles in
waarheid spreken tot jullie,
zo is ook ons roemen voor
Titus de waarheid geworden.
2 Korinthiërs 7:14
Paulus was waar, en sprak de
waarheid van God. Tegen de
Korinthiërs moest hij heel wat
zeggen, en deed dat in liefde.
Dat leidde tot erkennen van
de waarheid van Gods genade
bij hen. In eerste aanleg zeker
niet bij alle Korinthiërs, want
God moest de groei geven.
Natuurlijk, de genade is nu, in
onze dagen, ja waar de zonde
toeneemt, overstromend.
Toch had de apostel geroemd
over hen bij Titus; en dat was
ook waar gebleken. Titus was
daar verheugd over. De genade
van God had gewerkt; dat was
de eer van God én Zijn geliefde
Zoon.
Copyright © All rights reserved.