Want wij hebben waargenomen
dat, ingeval ons aardse tenthuis
afgebroken wordt, wij een
gebouw uit God hebben
2 Korinthiërs 5:1a
Paulus gaat door met troosten
en bemoedigen van ons allen.
Wij zijn stervend, dat proces
wordt steeds meer merkbaar
naarmate de leeftijd oploopt.
Paulus noemt ‘ons aarden vat’
en ‘onze uiterlijke mens’ en
‘ons stervende vlees’, en ‘de
dood in ons werkzaam’; zeer
herkenbaar en zichtbaar.
Ons aardse tenthuis, ja het is
aan afbraak onderhevig.
In tegenstelling spreekt hij over
heerlijkheid in 3:7-4:18, om ons
te bemoedigen. Ons innerlijk
wordt dag aan dag vernieuwd.
Nu gaat hij ook iets over onze
‘uiterlijke mens’ zeggen.
De heilige geest benoemt dat
in onze dagtekst: een gebouw
uit God. En wij lezen: hebben;
dat wijst het aan als was het nu
al ons bezit.