En welke overeenstemming
heeft een tempel van God
met afgoden? Want júllie zijn
tempel van de levende God,
zoals God gezegd heeft:
“Ik zal inwonen in hen en
te midden van hen wandelen,
en Ik zal hun God zijn en zelf
zullen zij Mijn volk zijn.”
2 Korinthiërs 6:16
Paulus gebruikt, door heilige
geest geleid, waarheid die
in Israël in de 1000 jaren en
daarna geldt. Het beeld van
tempel zal de apostel later
in Efeziërs 2:18-22 nogeens
gebruiken.
Paulus herinnert (1Kor.3:16;
6:19; 10:17,21) aan de eerste
brief aan hen.
Tevens citeert hij de Thora
(Ex.29:45,46; Lev.26:11,12)
en de profeten (Ez.37:26).
Een vervulling vooraf is dat
de gelovigen nu in één geest
naarbinnen één lichaam zijn
gedoopt. De geest van God is,
woont, nu in ieder van ons.
Er kan dan geen ruimte voor
afgoden in de gelovigen zijn.
Ook wandelt Christus nu in
de geest te midden van de
natiën (Kol.1:27).