Opdat wij weten, wat God ons in genade schenkt!

Die de afstraling van Zijn 
heerlijkheid en de afdruk 
van Zijn aanneming is, 
en bovendien het al draagt 
door Zijn krachtige uitspraak 
        Hebreeën 1:3^b

Christus is de afstraling van 
Gods heerlijkheid. Zoals wij
alleen iets van zonnestralen
kunnen waarnemen, zo zien
wij in Hem Wie de Vader is. 
Denk alleen al aan Zijn hele 
optreden op aarde. Daarin
is de Vader te zien. Licht van 
de wereld, de Opstanding en 
het leven, de ware Wijnstok,
het Brood van het leven. Hij,
de Heer Jezus Christus, is dat.
En daarin zien wij de Vader;
liefde, licht, leven, kracht en 
vreugde, Hij geeft alles in Zijn 
Zoon. De onzichtbare Vader
wordt zichtbaar door Christus.
Het daarbij doordringende en
heerlijke besef is, dat Hij het 
al draagt door Zijn krachtige 
uitspraak. Laat dat goed tot 
uzelf doordringen. De wereld,
ons leven, wordt door Hem 
gedragen! Dat van u, jou, mij.  
Hoe? Zijn woord, uitspraak, 
het zijn al de beloften voor 
nu en de (nabije) toekomst,
die garanderen dat Hij alles
tot een goed einde brengt!  

Die de afstraling van Zijn 
heerlijkheid en de afdruk 
van Zijn aanneming is
        Hebreeën 1:3^a

God neemt ‘gestalten’ aan
in Zijn plan van eonen. 
De Schepper, de Richter, de
Voorziener, de Koning, de
Redder, Verzoener. En nog 
meer te noemen. 
De ’afdruk’ van dat alles is
in de Zoon ‘gekerfd’, zodat 
Hij als was Hij Jahweh (de 
Vader) Zelf. Daarom is Zijn 
Naam Jezus, dat is: Jahweh-
Redder. Zo kon Hij zeggen:
wie Mij ziet, ziet de Vader
(Joh.14:9). 
Hij deed en doet de werken
van de Vader; bedenk eens
dat dat veel meer is dan wat 
Hij op aarde deed te midden 
van de Zijnen (Israël).
Zijn doen van de werken van
de Vader begon veel eerder
dan dat Hij Mens werd. En 
nu, in Zijn heerlijkheid aan 
de rechter(hand) van God,
is Hij óók bezig in de werken 
van Zijn Vader.

Die de afstraling van Zijn 
heerlijkheid en de afdruk 
van Zijn aanneming is
        Hebreeën 1:3^a

Gods heerlijkheden zijn te 
veel om op te noemen; de 
Zoon maakt ze bekend. 
Een ervan is: scheppen. Ja,
alles is uit God, en Hij heeft 
het vermogen tot scheppen 
ook in de Zoon gelegd. Zo is
de heerlijkheid in schepping
zowel aan de Zoon als aan 
de Vader toe te schrijven. 
In Genesis 1 klinkt steeds, 
dat Elohim (Onderschikkers)
actief schept en herstelt. 
Dat is werk van de geest
van God, waarbij Christus 
nadrukkelijk actief bezig is.
Verdere heerlijkheden van 
de Vader én de Zoon zijn:
roepen, verzamelen, richten
koningen inzetten, Israël in
Egypte doen ontstaan, het 
volk onder grote gerichten 
uitleiden uit Egypte, Rode 
Zee splijten zodat het volk 
kan ontsnappen, et cetera.
De grote kracht van God is
ook o.a. Zijn heerlijkheid.  

Genade voor jullie en vrede 
van God, onze Vader, en van 
de Heer Jezus Christus.
                            1Thes.1:1^b

De genade en vrede vormen 
de drempel naarbinnen deze
brief. Gods genade is dé, uit
de liefde van God ontstane,
ondertoon in het evangelie
van Paulus. Niemand anders 
brengt zo’n evangelie. 
Christus Jezus gaf het hem te
verkondigen.  
Als wij aan medegelovigen in
Christus Jezus denken, is het 
dan zo, dat wij ze ook genade 
en vrede van God, de Vader 
toewensen in ons gebed? 
Paulus begroet ze zo in elke 
brief. Fundament van deze
genade: het geloof van Jezus
Christus, Daardoor, om niet, 
zijn wij allen gerechtvaardigd. 
Zijn bloed spreekt vandaag 
nog zeer krachtig. Zijn lijden 
en Zijn dood aan het kruis;
het was alles beslissend. 
Het is volbracht! De Vader 
wekte Hem daarom op. 
 

in God de Vader en de Heer 
Jezus Christus.
                       1 Thes. 1:1^b

De Vader en de Zoon; u, jij,
iedere gelovige weet zich 
verzekerd van hun liefde en 
genade. 
Al het werk van de Zoon is 
eerst gericht op de Vader. 
De schepselen ontvangen de
zegeningen in genade, leven 
en al wat Hij verder geeft. 
Die samenwerking tot het 
ene doel is zó nauw, dat Hij 
op aarde kon zeggen:

Ik en de Vader; één zijn wij.
                              Joh.10:30

De Heer zegt daar, dat de
Vader groter dan allen is, 
ook groter dan Hij Zelf. 
Vader gaf Hem onder meer 
de gelovigen uit Israël (zie
Joh.10:29), maar in wezen 
alles (Hebr.1:2). Niemand 
kon de gelovigen uit Israël
uit Zijn hand en die van de
Vader wegrukken. Wij zijn 
nauw met het hart van de
Vader verbonden, in Hem!