Opmerkelijk

‘Ja, Israël heeft een grote toekomst in Gods plan.
Maar mij verbaast het gemak waarmee veel gelovigen
het Joodse volk Juda(1), compleet Israël (2) en de nu
die naam dragende staat (3) door elkaar halen. Vooral
als ik – veelal door hen zelf aangedragen – Bijbelteksten
erop nasla.
Voor het in de Schrift glashelder uiteengezette verschil
tussen de twee stammen – Juda en Benjamin – en de
overige tien van Israël is in hun exegese geen plaats.
De hedendaagse Judaïstische staat, zoals de stichters die
terecht ook eerst wilden noemen, wordt vereenzelvigd
met héél Israël, dat ooit de volkeren alsnog Gods woord
zal brengen. Maar nú is het zonder Herder, want zonder
Christus.
Ik zal wel opnieuw te horen krijgen dat ik óf aanhanger
ben van de vervangingsleer óf van de Brits-Israël Beweging.
Of misschien een ander etiket opgeplakt krijgen.
Ten onrechte.
Maar dan ben je er af.’

Uit: Uitdaging, Maart 2012, Roeper.

Opmerkelijk

…’De vernietiging van Zijn eigen geliefde Zoon aan het kruis was het
grootst mogelijke kwaad wat God Hem kon aandoen, en toch bracht
het oneindige zegen voor Jezus zelf, en door Hem voor heel de schep-
ping.
Maar, zal iemand zeggen, “Zeg jij dat God Zijn eigen Zoon kwaad aan-
deed? Het waren vast en zeker de Joden, samen met hun Romeinse
overheersers, die Jezus kruisigden”.
Maar wat zei Petrus zelf op de Pinksterdag?

Israëlitische mannen, luister naar deze woorden: Jezus de Nazarener,
een Man die u van Godswege aangewezen is door krachten, wonderen
en tekenen, die God in uw midden door Hem gedaan heeft, zoals u ook
zelf weet,
deze Jezus, die overeenkomstig het vastgestelde raadsbesluit
en de voorkennis van God
overgegeven is, hebt u gevangengenomen en
door de handen van onrechtvaardigen aan het kruis gespijkerd en gedood
“.
(Handelingen 2:22,23, hSV).

De onderstreepte woorden zijn zo belangrijk, dat wij ze zo letterlijk mogelijk
citeren opdat ieder ervan overtuigd is en niet de indruk hebben dat wij de
Schriften verdraaien om ons punt te kunnen maken.
Gods handen waren niet slecht. Nochtans werd Jezus overgeleverd door het
bepaalde of specifieke raadsbesluit en voorkennis van God in de handen van
hen die slecht genoeg waren om Hem te kruisigen.
Geen wonder dat Jezus in Zijn  pijnlijke lijden uitriep: “Mijn God, mijn God,
waarom hebt U Mij verlaten?”  Toch was God bij machte om door het bloed
van het kruis van Christus universele vrede te bewerken en al wat in de
hemelen en op de aarde is wederzijds met Zichzelf te verzoenen, zoals wij
in Paulus’ brief aan de Kolossenzen (1:19,20) lezen.’………

Uit: ‘The problem of evil’ – J.H. Essex, blz.5

Opmerkelijk

“….. Opnieuw lezen wij in Jeremia 18:5-10, dat de profeet schrijft. Hij schrijft
nada
t hij in het huis van de pottenbakker is geweest. Daar zag hij hoe de potten-
bakker een vat/kruik maakte om het daarna weer stuk te maken omdat er iets
niet goed aan was.

Toen kwam het woord van Jahweh tot mij:
Zou Ik met u niet kunnen doen zoals deze pottenbakker, huis van Israël? spreekt
Jahweh. Zie, zoals de klei in de hand van de pottenbakker, zo bent u in Mijn
hand, huis van Israël.
Het ene ogenblik doe Ik de uitspraak over een volk en
over een koninkrijk dat Ik het weg zal rukken, af zal breken en zal doen onder-
gaan.
Bekeert zich dat volk waarover Ik die uitspraak heb gedaan echter van
zijn kwaad, dan zal Ik berouw hebben over het kwaad dat Ik het dacht aan te
doen.
Het andere ogenblik doe Ik de uitspraak over een volk en over een konin-
krijk dat Ik het zal bouwen en planten.

Doet het echter wat kwaad is in Mijn ogen door niet te luisteren naar Mijn
stem, dan zal Ik berouw hebben over het goede waarmee Ik zei het goed te
doen.

In dit voorbeeld zien wij God als de goddelijke Pottenbakker, de grote Schep-
per van alles, die Zijn recht om Zijn schepselen zowel goed als kwaad aan te
doen, benadrukt. En Hij oefent dit recht uit door heel de Schrift heen. De grote
vloed, was een groot kwaad voor al de mensen op aarde, behalve voor Noach
en zijn gezin. De verwoesting van Sodom en Gomorra was kwaad voor de inwo-
ners van die slechte steden, behalve voor de familie van Lot. De plagen die tegen
de Farao naar Egypte kwamen, nadat God zelf Farao’s hart verhard had, opdat
hij zich niet zou bekeren (Romeinen 9:14-18), waren alle een verschrikkelijk
kwaad voor de Egyptenaren, maar brachten tegelijk zegen voor de Israëlieten…..”

Uit: ‘The problem of evil’ , blz. 5, J.H. Essex.


Opmerkelijk

‘…..het kwaad is noodzakelijk in Gods plan, zodat het goede gewaardeerd
kan worden. En daarom schiep God kwaad. Maar wij leren uit de Schrift
niet alleen, dat God kwaad schiep, maar wij leren ook, dat Hij soms kwaad
doet
. Dit zal sommigen verbazen, tenzij de feiten volledig bekend zijn.
Wij zijn zo gewend aan de idee, dat God altijd goed doet. De Bijbel benadrukt,
dat God altijd het juiste doet; Hij kan niet zondigen, Hij kan geen slechte
daden doen.
Abraham vroeg zich af: ‘Zal de Richter van heel de aarde niet het juiste
doen?’ (Genesis 18:25). Maar het is soms terecht om kwaad te doen opdat
het goede eruit voort kan komen. Wanneer een ouder een kind bestraft,
kan hij het kind kwaad aandoen opdat het goede komt en het kind geze-
gend wordt. Zo is het vaak bij God. Hij kan niet zondigen, Hij kan geen
slechte dingen doen, maar Hij kan kwaad doen.
In Jeremia vinden wij alleen al meer dan 30 verwijzingen naar God, die
kwaad doet of berouw heeft over het kwaad wat Hij van plan was te doen.
Er bestaan vergelijkbare gedeeltes in andere bijbelboeken. In Jeremia 11
lezen wij van Israël en Juda, die het verbond dat God met hun vaderen
maakte verbroken hadden. En dan volgt dit (vers 11):

”Daarom, zo zegt Jahweh: Zie, Ik ga over hen kwaad brengen waaraan zij
niet kunnen ontkomen. Als zij dan tot Mij roepen, zal Ik niet naar
hen luisteren.


Let op, dat God niet zegt: ‘Ik ga toelaten dat over hen kwaad komt’ ,
maar: ”Ik ga over hen kwaad brengen”……’

Uit: ‘The problem of evil’ , blz. 4 – J.H. Essex

Opmerkelijk

“…..merk op wat Jesaja zegt, of eerder, wat God zelf zegt door
Jesaja: ‘Ik formeer het licht en schep duisternis’. God schiep
geen licht, omdat het licht er altijd al was, want God is zelf licht
(1 Johannes 1:5). Maar Hij moest duisternis scheppen omdat
duisternis er van oorsprong af aan niet was. Maar het moest
er komen, opdat het licht gewaardeerd zou worden. Als wij nooit
zouden ervaren wat duisternis is, zouden we ook nooit weten wat
licht is. We zouden dat vanzelfsprekend vinden, net zoals we dat
van de lucht die wij ademen, vinden. De lucht wordt alleen vies
als wij ook weten wat frisse lucht is.
Zo zegt God ook: ‘Ik maak het goede en schep het kwaad’. Het goede
hoefde niet geschapen te worden, omdat het altijd al daar was waar
God was. Maar het kwaad moest geschapen worden, opdat het goede
gewaardeerd kon worden. Daarom is het kwaad noodzakelijk in Gods
plan…. “

Uit: ‘The problem of evil’ , blz. 4 – J.H. Essex