Opdat wij weten, wat God ons in genade schenkt!

hetzij profetenwoord, naar 
analogie van het geloof, 
hetzij dienst, in het dienen, 
hetzij die onderwijst, in de 
onderwijzing
         Romeinen 12:7

Iemand die Gods woord spreekt
is profeet. Het is niet per se de
toekomst aangeven. In deze tijd
van genade zijn geen profeten
meer nodig. In Paulus’ tijd was
dat nog nodig, om de gelovigen
verder richting volwassenheid
te brengen. Nu Gods woord
gecompleteerd is (Kolossenzen
1:25), is dat genoeg.
Geloof is het centrale gegeven
voor alle functies in het lichaam
van Christus.
Ieder doet dienstwerk dat in zijn
of haar vermogen ligt. Het advies
is dat met alle inzet te doen.
De onderwijs gevende zou zich
erop toeleggen dat zo maximaal
mogelijk te doen en de Schrift
zelf te laten spreken.

Wij nu hebben genadegaven, 
voortreffelijk,
in overeenstemming met de 
genade die ons gegeven is,
          Romeinen 12:6

Alle omgang met elkaar als de
leden van Zijn lichaam; het is in
en uit en door Gods genade. De
genade aan ons gegeven is rijk
en overstromend. Dat is de norm
als het gaat om functioneren in
de ons gegeven gaven. Dat zijn
genadegaven. En als zodanig zijn
ze voortreffelijk. Letterlijk is dat:
door-dragend. Daar zit in: God
geeft de draagkracht. Kostbaar
en tegelijk ont-spannend; geen
harde eis dat zo en zoveel moet
bereiken in je dienstwerk.
Dag aan dag geeft Hij wat nodig
is om dat wat op je weg komt, te
kunnen doen. Je hebt oog voor
en bidt voor de ander, die heel
ander dienstwerk doet. Samen
één tot eer van Christus Jezus.  

Want net als wij in één 
lichaam veel leden hebben,
de leden echter niet allen 
dezelfde functie hebben, zo
zijn wij, de velen, één lichaam 
in Christus, afzonderlijk echter 
van elkaar leden.   
Romeinen 12:4,5

Wij geloven dat het bloed van
Christus de vaste basis van de
rechtvaardiging om niet is. In
het geven van Zijn Zoon is de
liefde van God duidelijk zicht-
baar, Romeinen 5:6-9.
Dit goede nieuws daalt neer in
je hart en je denken wordt als
dat van Christus.
Je gaat dieper vertrouwen op
Vader en van binnenuit heb je
zorg voor en ben je betrokken
op de andere leden.
De genade van God bekrachtigt
je tot goed werk. In dienstwerk
kun je niet hetzelfde doen als
de andere leden. Christus, Hij is
het Hoofd, en Hij geeft aan alle
leden een verschillende functie.

Want net als wij in één 
lichaam veel leden hebben,
de leden echter niet allen 
dezelfde functie hebben, zo
zijn wij, de velen, één lichaam 
in Christus, afzonderlijk echter 
van elkaar leden.
Romeinen 12:4,5

Het beeld van het menselijk
lichaam is treffend. Reken ermee
dat Christus een letterlijk eigen
lichaam heeft. Daarnaast horen  
wij bij Zijn figuurlijke lichaam. Zo
zijn wij met Hem verbonden, als
waren wij Zijn letterlijk vlees en
gebeente. Dat houdt in, dat wij
allen met elkaar zo verbonden
zijn. Wij doen dan wat opbouwt.
Het jaloers zijn op anderen, hun
functie begeren, zal de opbouw
verstoren. Als we gezond gezind
zijn (Romeinen 12:3) zullen wij
niet onszelf zoeken of verhogen.
Het gaat om: het goede voor de
ander op het oog hebben.
(1 Corinthiërs 12:12-27)
En bovenal God en Zijn Christus
eren en verheerlijken.  

Want net als wij in één 
lichaam veel leden hebben,
de leden echter niet allen 
dezelfde functie hebben, zo
zijn wij, de velen, één lichaam 
in Christus, afzonderlijk echter 
van elkaar leden.
Romeinen 12:4,5

Veel leden, één lichaam. Dat kan
goed functioneren door geloof .
En samenwerken kan op juiste
wijze gebeuren in de ootmoedige
gezindheid van Christus Jezus.
Ieder lid een eigen functie, zoals
in het menselijk lichaam het oog
anders is dan een oor.
Gezamenlijk kan het Woord naar
buiten en binnen toe gedragen
worden als de leden dat verstaan.
Het lichaam van Christus is pijler
en fundament van de waarheid.
Waar de leden echter een te hoge
gezindheid hebben, leidt dat tot
spanningen die het uiten van de
waarheid belemmeren.
Paulus geeft in de volgende verzen
aan hoe de juiste houding van de
diverse leden zou zijn.