Woord vandaag

dat ingeval jij met jouw mond 
de uitspraak belijdt, dat Jezus 
Heer is, en in jouw hart gelooft 
dat God Hem heeft opgewekt 
uit de doden, jij gered zal
worden
             Romeinen 10:9

Dit is in verband met Israël en
de volkeren gezegd.
Bij aanbreken van het aardse
koninkrijk zal met mond belijden
voorwaarde zijn als bewijs dat
men van harte gelooft dat Jezus
Heer is. Nu, in overstromende
genade is dit geen voorwaarde.
God geeft geloof. Dat is altijd zo
in Gods plan. Nu is het geloof
van Jezus Christus leidend.
Na de genadetijd zal aanroepen
van de naam Jezus, Jahweh is
Redder en erkennen dat Hij
Heer is, noodzakelijk zijn om het
(aardse) koninkrijk in te gaan.   

Woord vandaag

maar wat zegt zij? ‘Nabij jou is de
uitspraak, in jouw mond en in 
jouw hart’ dat is de uitspraak van
het geloof dat wij verkondigen
               Romeinen 10:8

De wet verkondigt in uitspraken
in wezen geloof. Waar in Thora
(Deuteronomium) van het doen
gesproken wordt, vult Paulus dit
in. Maar het gaat om geloof, niet
in eerste instantie om doen. In de
mond ligt dat wat in het hart is;
het is de uitspraak van het geloof.
Niet het doen, het werken is eerst
belangrijk; het draait om het hart
dat gelooft. Paulus en zijn mede-
werkers verkondigen uitspraken
om te geloven
. Dat staat voorop.
Dit is voor de meeste traditionele
Joodse mensen onmogelijk. Daartoe
geeft Jahweh de geest aan Zijn volk.
Eerst dan zullen ze geloven in
Hem, Die alles voor hen over had.

Woord vandaag

of “Wie zal afdalen tot in de 
afgrond?” – dat is, om Christus 
uit de doden omhoog te leiden

    Romeinen 10:7

Indien de Jood erkent dat Hij
(Christus) ís neergedaald en
ís opgestaan uit de dood, dan
is sprake van geloof.
Hij is opgewekt, en het getuigt
van ongeloof om dan te willen
neerdalen in de afgrond om
Hem uit de doden op te halen.
De Thora (Deut.30:1-14) zegt
iets over geloof, daar ging en
gaat het om. Dat zal eerst het
geval zijn, als Hij Zijn geest op
hen uitgiet, de wedergeboorte.

Woord vandaag

De rechtvaardigheid uit geloof 
zegt echter zo:”Zeg niet in jouw 
hart:’Wie zal omhooggaan naar 
de hemel?'” – dat is Christus 
naar beneden leiden –
                  
Romeinen 10:6

Paulus plaatst het doen zoals in
Deuteronomium 30 aangegeven,
op de voorgrond. Ook al klim je
met veel inspanning zelfs op tot
aan de hemel, dan is dat nog niet
genoeg. Christus is de voleinding
van de wet en je zou dan Hem
als het ware naar beneden halen.
Ondertoon is: het gaat om geloof.
Ook het hart wordt genoemd, en
dat is waarmee de mens gelooft.
Het hart is de kern waaruit een
mens leeft, en als rechtvaardige
kun je alleen uit geloof leven.

Woord vandaag

Want Mozes schrijft over de 
rechtvaardigheid die uit wet is, 
dat de mens die deze dingen 
doet, daarin zal leven
         
Romeinen 10:5

Paulus citeert Leviticus 18:5;
Deuteronomium 30:6,16,20
getuigen dat ook. Jahweh hun
Elohim ís het leven. Het ging
om het doen van Thora, maar
geloof werd aangegeven in het
treffende Deut.30:1-14. Er is
beloofd dat Hij, hun God, hun
hart zal besnijden waardoor
ze geloven en gehoorzamen
onder het nieuwe verbond.
Vanaf de wetgeving kon niet
één mens, besneden of niet,
de Thora helemaal doen.
Het vlees is niet bij machte
de wet te volbrengen.
Die Ene, Christus Jezus, kon
dat wel. En die leeft dan ook
nu voor de Vader.