Opdat wij weten, wat God ons in genade schenkt!

Wie er ook onder een juk slaven 
zijn, laten zij de eigen eigenaren 
alle eer waardig achten, opdat 
niet de naam van God en de 
onderwijzing gelasterd wordt.
          1 Timotheüs 6:1

Slaven waren eigendom van 
hun meesters, de eigenaren. 
Dit vers stelt dat ook vast. 
Men was als slaaf bezit van de
eigenaar overgeleverd. Slaaf
zijn was niet makkelijk.
Zo anders is nu de verhouding
werkgever-werknemer. En dat
is nog niet zo lang het geval in 
onze westerse cultuur. 
Wat Paulus hier aanwijst, is 
dat de slaaf, in geloof opziet 
naar God, de Plaatser, en de 
eigenaar al de eer geeft. Zelfs 
waardig acht.
Dat kon ook lijden betekenen.
In elk geval stond de slaaf elke 
dag onder (grote) druk om dat 
te doen wat opgedragen werd.
Nu onderschikken basisprincipe
in het onderricht is, zou de slaaf
de aanwijzing gelovig volgen.
Hoe? In het vertrouwen dat 
de Heer genade zal schenken 
om zo Zijn Naam te eren. 

Op dezelfde wijze ook zijn
de uitstekende werken 
vooraf duidelijk en die het
anders hebben, kunnen niet 
verborgen worden
     1 Timotheüs 5:25

De kwesties inzake oudsten
die speelden, waren ernstig.
In Titus 1:5-16 zegt Paulus
heel wat over de situatie op
Kreta. Dat kwam voort uit het
nog onvoldoende duidelijk zijn
van (overstromende) genade.
Allerlei kwesties omtrent wet,
tradities, achtergrond; het
leidde de nieuwe gelovigen
regelmatig van de waarheid
af. Het grote verschil tussen
wat vleselijk en geestelijk is
bijvoorbeeld, was in die tijd
vaak nog niet helder voor de
uitgeroepenen. De oudsten
zouden voorbeelden zijn.
Paulus geeft Timotheüs door
dat hij (in genade) goed kijkt
naar de geestelijke voortgang
onder de gelovigen.
De uitstekende werken zullen
blijken; die zijn opbouwend
voor de gelovigen en tot eer
van de Heer Christus Jezus.  

Van sommige mensen zijn 
de zonden vooraf duidelijk, 
hen voorafgaand aan het 
gericht, bij sommigen echter 
volgen ze er ook op.
     1 Timotheüs 5:24

Mogelijk houdt dit verband
met de oudsten (vers 20,21).
In die tijd werd handoplegging
gedaan, ook in verband met
een genade(gave) (2 Tim.1:6).
Wanneer dit te haastig gedaan
werd (vers 22), kon mogelijk
misbruik van het oudste zijn
blijken. Aan akelig gedrag zoals
hoogmoed en machtsmisbruik
valt te denken.
Van sommigen had dat voorzien
kunnen worden; bij anderen zal
het pas later te zien zijn.  
‘Het gericht’: waarschijnlijk is
dat het aantonen van (vers 20)
een oudste die uitgeroepenen
beschadigt, niet het belang van
Christus Jezus dient.

Drink niet meer alleen water, 
maar gebruik een weinig wijn 
vanwege de maag en jouw 
regelmatige zwakheden.
         1 Timotheüs 5:23

 Een nuttig advies van Paulus
voor Timotheüs. De wijn was
in die tijd doorgaans lichter 
dan die van nu. Dit is een zeer
persoonlijk gegeven van toen.
Kijken we naar wat water en 
en wijn uitbeelden, dan zien
we dat de geest van God een
uiterst onmisbaar gegeven is.
Water in de Schrift, is beeld 
van de geest én het woord van
God. Wij drinken als gelovigen 
water; zo komt ook de wijn, 
vreugde van de geest in ons. 
God verandert het water van
Zijn woord in wijn, in vreugde.
Hij geeft als een facet van de
vrucht van de geest in ons: 
vreugde door het besef van 
wat Zijn genade betekent. 

Leg niemand snel de handen 
op, neem ook niet deel aan 
zonden van anderen; bewaar 
jezelf rein
    1 Timotheüs 5:22

Het is niet duidelijk wat in 
het geestelijk bereik gebeurt.
Opleggen van handen is iets
dat gemeenschap uitdrukt. 
Zo legde de hogepriester van
Israël de zonden van het volk
op de bok die de wildernis in
gestuurd werd (Lev.16:21).
Via opleggen van handen, zo
was dat voorgeschreven.
Hoe dat werkt als bij mensen
handoplegging gedaan wordt,
weten wij niet goed.
Daarom is het wijs de raad
van de leraar van de natiën 
op te volgen en opleggen van
handen in deze genadetijd 
niet te doen.