En tegen de boodschappers
zegt Hij inderdaad:
“Die Zijn boodschappers
maakt tot winden,
En Zijn dienaren tot
een vuurvlam.”
Hebreeën 1:7
Een citaat uit Psalm 104:4
waar een parallellisme is
gebruikt. De boodschappers
(hemelse), Gods dienaren,
zet Hij in om door te geven
wat Hij wil. Op bijzondere
momenten, Abraham weet
dat, greep God in. De tekst
vergelijkt ze met winden die
zomaar iets veranderen. De
vlam van vuur wijst op het
gericht.
Bij Gideon (Richt.6:21) en bij
Jesaja (hoofdstuk 6) zien wij
boodschappers en vuur. In de
beide situaties is sprake van
een gericht.
Bij komst van het koninkrijk
spreekt Johannes de doper
over de Heer Jezus. Die ging
als Boodschapper van God in
Israël optreden.
Hij was het, Die zou dopen in
heilige geest en met vuur.
Het gericht kwam niet veel
later, na de komst van de
heilige geest.
De leiders van Israël wezen
de Koning en het evangelie
van het koninkrijk af, waarop
het gericht (vuur) kwam.