Woord vandaag
Zie, deze derde keer kom ik
naar jullie toe. Op de mond
van twee getuigen, en van
drie, zal iedere uitspraak in
stand gehouden worden
2 Korinthiërs 13:1
Paulus vreesde dat geestelijke
groei niet bij alle Korinthiërs
te zien zou zijn.
Hij verwijst naar een principe
van de Thora: als een zaak
vastgelegd moet worden, zijn
twee of liefst drie getuigen
nodig. Hij kwam als apostel in
afzienbare tijd voor zelfs een
derde keer in Korinthe. Zodat
hij zelf kon zien hoe het daar
was. Biddend zou hij de reis
naar hen ondernemen.
Zijn hart naar hen toe; het was
vol liefde van Christus en hij
bad, dat hun harten ook ruim
zouden worden door de liefde
van God.
‘Vader maak ons hart ruimer
naar de anderen toe, zodat wij
Uw liefde kunnen tonen.’
Woord vandaag
Zie, deze derde keer kom ik
naar jullie toe. Op de mond
van twee getuigen, en van
drie, zal iedere uitspraak in
stand gehouden worden
2 Korinthiërs 13:1
Paulus had het ontstaan van
deze plaatselijke gemeente
gezien. De Heer riep hen in
genade door Zijn evangelie,
dat Paulus daar sprak. Ruim
anderhalf jaar kon hij spreken,
eerst in de synagoge, maar de
Joden wilden Jezus Christus
niet als hun Messias.
Paulus kon verder spreken in
het huis van Titus Justus, dat
was pal naast de synagoge.
Ook in deze geschiedenis is er
alleen verslag in Handelingen,
maar wat hij verkondigde?
Het wordt niet in Handelingen
18 gemeld. Wij vinden in zijn
brieven zijn evangelie.
Dat was de eerste keer dat hij
in Korinthe optrad; daarna is
hij nog een keer gekomen.
Apollos verrichte arbeid onder
hen; er was groei. Er waren in
die gemeente vleselijke, zielse
en geestelijke gelovigen.
Woord vandaag
dat weer, als ik kom, mijn God
mij zal verootmoedigen naar
jullie toe, en ik rouw om velen
die tevoren gezondigd hebben
en geen berouw hebben over
de onreinheid en hoererij en
losbandigheid die zij bedrijven
2 Korinthiërs 12:21
De Korinthiërs ontvingen de
genade in Christus Jezus en
hadden die omarmd.
Zij wisten wat de wil van God
is, dat alle mensen gered
worden en tot erkenning van
de waarheid komen.
Dat is fijn, maar zij hadden
dit mogelijk vergeten:
Want dit is de wil van God:
jullie heiliging, dat jullie van
alle hoererij vandaan blijven
(1 Thessalonicenzen 4:3)
Je kunt de genade van God
niet opvatten als tolerantie.
God is een heilig God en de
Zijnen nemen afstand van
de ongerechtigheid en zijn
blij met de waarheid.
Als er onreinheid, hoererij
en losbandigheid is, dan zal
de heilige geest (be)rouw en
inkeer bewerken. Paulus is
daarvan diep overtuigd; als
zulke zonden zich voordoen,
zal dat pijn en verdriet bij de
gelovigen veroorzaken.
Alleen het woord van God,
het evangelie van de genade,
kan dan reinigend en helend
werken.
Woord vandaag
dat weer, als ik kom, mijn God
mij zal verootmoedigen naar
jullie toe, en ik rouw om velen
die tevoren gezondigd hebben
en geen berouw hebben over
de onreinheid en hoererij en
losbandigheid die zij bedrijven
2 Korinthiërs 12:21
Israël werd opgeroepen, door
profeten als Jeremia, Hosea,
Ezechiël en Jesaja, om te breken
met de akelige afgoderij (gruwel),
onreinheid, losbandigheid, hoererij.
In de eindtijd zullen zij opnieuw
de leer van Bileam en van de
vrouw Izebel volgen en in deze
dingen diep wegzinken.
Inkeer; het betekende bij Israël
(be)rouw over begane zonden;
en dat zal het ook in de nabije
toekomst zeker zijn.
Paulus zag er als mens tegenop
om naar de Korinthiërs toe te
gaan. De liefde van Christus
drong hem. Hij zag er tegenop,
niet alleen vanwege het akelige
van vers 20, maar ook om wat
hij hier in vers 21 benoemt:
de werken van het vlees.
Verootmoedigend is het voor
hem, als hij te midden van hen
zou komen. Men ging (wellicht)
niet actief door in losbandigheid,
hoererij en alle onreinheid.
Maar er was geen echt berouw
over. Paulus zou dan zelf in de
rouw zijn om wat hij ziet; iets
dat voor ons even vreemd lijkt,
maar bij nader inzien logisch is.