De boer die zich inspant,
moet als eerste aan de
vruchten deelnemen
2 Timotheüs 2:6
De vrucht van de geest is:
liefde, vreugde, vrede, geduld,
mildheid, goedheid, trouw,
zachtmoedigheid, inhouding.
We lezen in Efeziërs 5:9 over
de vrucht van het licht:
goedheid, rechtvaardigheid
en waarheid.
Zoals de hovenier bloemen
en planten plant, bemest en
begiet, zo deden Paulus en
Apollos ook. Dat gaf niet zo
veel vrucht bij de Korinthiërs.
Bij de Thessalonicenzen wel;
en daarna herhaalt het zich
steeds. Het kan ook kleiner;
in het eigen gezin of eigen
familie. God moet de groei
geven, én Hij geeft ook een
mate van geloof. Het is aan
de arbeiders om zich -als een
agrariër- ootmoedig te geven
voor anderen en de Vader.