En Zijn eigen kruis dragend,
kwam Hij op wat gezegd is:
Schedelplaats, gezegd in het
Hebreeuws: Golgotha, waar
zij Hem kruisigden, en met
Hem twee anderen, in (deze)
plaats en in (deze) plaats, (in
(het) midden echter: de Jezus.
De soldaten dan, toen zij
Jezus kruisigden, namen Zijn
bovenkleden en maakten
vier delen, voor elke soldaat
een deel, en het onderkleed.
Het onderkleed echter, was
zonder naad, van boven (af)
geheel doorgeweven.
Zij zeiden dan tegen elkaar:
‘Wij zouden het niet scheuren,
maar erom loten van wie het
zal zijn’, opdat de Schrift
vervuld wordt, die zegt:
‘Zij verdelen Mijn bovenkleden
onder henzelf, en over Mijn
kleding werpen zij het lot.’ Ps.22:19
De soldaten dan, deden die
dingen inderdaad.
Nu stonden bij het kruis van
Jezus Zijn moeder en zuster
van Zijn moeder, Maria van
Klopas, en Maria v Magdala.
Johannes 19:17-18; 23-26
Opnieuw zien we, in deze
sobere beschrijving door de
Johannes, de 4 en de 1.
Ook de genoemde vrouwen
blijken er vier te zijn; Maria,
de moeder van de Heer, en
haar zus Maria (van Klopas),
en Maria van Magdala en
Salome, de moeder van de
zonen van Zebedeüs.
Salome wordt in de andere
verslagen genoemd.
In vers 17-18 lezen we over
anderen die met Hem
gekruisigd werden.
Twee, in (deze) plaats en in
(die) plaats; samen vier en
de Heer Jezus in het midden,
die Ene, zondeloze.
Gisteren zagen we dat het om
twee rovers, twee misdadigers
gaat, die de oude mensheid
typeren.
Daar waren ook 4 Romeinse
soldaten; zij verdeelden Zijn
bovenkleden in vier delen.
En er was één onderkleed als
één geheel (zonder naad).
Zo komt een andere waarheid
door 4 dobbelende soldaten
op Golgotha naar voren.
De wereld, het oude systeem
(onder Romeins juk) is te zien.
Ja, verdeeldheid van het vlees
in de wereld is in bovenkleden
zichtbaar: eenheid ontbreekt.
Daarbij spreekt vier ook van
de zichtbare, vergankelijke,
aardse dingen.
Het wereldse gedrag is dat de
soldaten, vleselijk als ze waren,
het lot wierpen om iets, dat
uiterlijk en zichtbaar was.
Één onderkleed (zonder naad)
spreekt van ware eenheid. Het
spreekt ook van de (innerlijke)
gezindheid van de Zoon.
Die was niet zichtbaar aan de
buitenkant, als ‘onderkleed’
sloot die naadloos bij Vaders
wil en bedoeling aan. Dat is:
de verzoening van de wereld
(Rom.11:15; 2 Kor.5:19)!