Woord vandaag

Jij nu, o mens van God, vlucht 
voor deze dingen, jaag nu na:
gerechtigheid, godsvrucht, 
geloof, liefde, volharding en 
zachtmoedig lijden
    
1 Timotheüs 6:11

De godsvrucht najagen, kan
dat?Kijk in het leven van de
apostel zelf. De groei in een
gelovige komt niet vanzelf,
ja God geeft groei. Wij leven
al luisterend naar God, Zijn
woord. Wij zijn niet passief,
maar juist actief wanneer je
het evangelie van Christus’
heerlijkheid in je hart hebt.
Laat het woord van Christus
rijk in je wonen.
Daaruit God goed vereren in
je leven, tot Zijn eer zijn.

Woord vandaag

Jij nu, o mens van God, vlucht 
voor deze dingen, jaag nu na:

gerechtigheid, godsvrucht,
geloof, liefde, volharding en 
zachtmoedig lijden
   
1 Timotheüs 6:11

Wegvluchten, waarvan? Van
zo’n zucht naar meer willen
hebben (zie vers 10).
Niet alleen voor Timotheüs
zelf goede raad, het geldt net
zo voor ons. We zijn mensen
van God, niet van bezit.
Laten ook wij najagen:

gerechtigheid

Dat is het doen wat recht is en
met Gods woord, het evangelie,
overeenstemt.
Het aan de ander geven wat
die ander toekomt. Wanneer
een weduwe (1Tim.5) gebrek
zou lijden, wat nodig is, geven.
En kan met veel voorbeelden
aangevuld worden. Daar waar
nood is, die lenigen. Kom op
voor de zwakken, en zo voorts.

Woord vandaag

Want een wortel van al de 
kwade dingen is de geldzucht 
waardoor sommigen, zich
ernaar uitstrekkend, tot
afdwaling worden gebracht, 
weg van het geloof en zichzelf 
grondig beproeven met veel 
pijn      
1 Timotheüs 6:10

Het is een bekend gezegde,
dat geld de wereld regeert.
De begeerte (zucht) naar meer
geld maakt, dat mensen zich
storten in allerlei bedenkelijke
zaken. Ze doen mee in kwaad
en bedrog voor meer en meer.
Het voert gelovigen weg op een
pad dat niet langer in geloof is.
Het gaat ongemerkt over naar
vertrouwen in eigen bezit.
En dan niet langer steunen en
vertrouwen op God alleen.
Veel tijd en inspanning wordt
dan besteed aan meer, onnodig
materieel bezit. Wanneer wij in
ons leven voldoende voedsel en
kleding en onderdak hebben, is
dat genoeg. De Heer geeft aan,
dat de Vader voor ons zorgt.
Aan Hem je leven overgeven
geeft ware rust en vrede.

Woord vandaag

Wie echter de bedoelen rijk
te zijn, vallen in aanvechting 
en valstrik en veel onbezonnen 
en schadelijke begeerten, die 
de mensen doen wegzinken 
in totale ineenstorting en 
destructie
         
1 Timotheüs 6:9

Paulus wijst Timotheüs erop
deze dingen aan gelovigen
(en zichzelf!) voor te houden.
De Spreukenschrijver zegt:

Mat je niet af om rijk te worden,
gebruik daarvoor jouw inzicht
niet; laat je je ogen erop vallen,
dan is het er niet meer, want
het maakt voor zichzelf vleugels
als de arend die naar de hemelen
vliegt
    Spreuken 23:4,5 hSV

Wijze raad, die door Paulus
aangescherpt is. Rijk zijn op
zich is prima, maar zodra je
bedoelt rijk te worden, gaat
het mis. Het patroon dat
Paulus laat zien, is maar al te
vaak bij gelovigen gebeurd.
Het steeds meer komt dan als
voortdurend streven in je hart
en verdringt geloof.
Het rijker willen zijn leidt dan
tot meer materieel bezit willen.
Dat geeft zorgen die het leven
beheersen. Hoe weinig ruimte
is er voor God en Zijn woord?
Wees rijk in en met geestelijke
rijkdom die het evangelie van
Gods genade geeft, Dat blijft en
zal steeds rijker worden, laat
het woord van Christus rijkelijk
in jullie wonen.

Woord vandaag

Maar genoeg voeding en 
beschutting hebbend, zullen
wij daaraan voldoende hebben
   
1 Timotheüs 6:8


‘Zelfs de mus vindt een huis,
en een zwaluw haar nest
waarin zij haar jongen legt’
zegt Psalm 84:4.

De Vader zorgt voor ons; Hij
geeft voldoende voedsel en
beschutting (onderdak).
Mensen maken zich zorgen
over hun ziel, wat zij zullen
eten, en over hun lichaam,
waar zul je je mee kleden?
De Heer zegt daarvan, dat de
raven niet zaaien of maaien
en geen voorraad hebben;
God voedt ze. Wij gaan vogels
ver te boven (Lukas 12:22-24).

Met andere woorden: genoeg
is genoeg. Wees tevreden met
wat Vader geeft. Paulus wist
zich afhankelijk van Vader en
hij heeft zelfs eens 24 uur in
een moeras verbleven. Maar
in de regel vond ook hij plek
waar hij kon zijn.
‘Vader dank U wel, dat U in
alles voorziet, op Uw tijd.’