dat weer, als ik kom, mijn God
mij zal verootmoedigen naar
jullie toe, en ik rouw om velen
die tevoren gezondigd hebben
en geen berouw hebben over
de onreinheid en hoererij en
losbandigheid die zij bedrijven
2 Korinthiërs 12:21
De Korinthiërs ontvingen de
genade in Christus Jezus en
hadden die omarmd.
Zij wisten wat de wil van God
is, dat alle mensen gered
worden en tot erkenning van
de waarheid komen.
Dat is fijn, maar zij hadden
dit mogelijk vergeten:
Want dit is de wil van God:
jullie heiliging, dat jullie van
alle hoererij vandaan blijven
(1 Thessalonicenzen 4:3)
Je kunt de genade van God
niet opvatten als tolerantie.
God is een heilig God en de
Zijnen nemen afstand van
de ongerechtigheid en zijn
blij met de waarheid.
Als er onreinheid, hoererij
en losbandigheid is, dan zal
de heilige geest (be)rouw en
inkeer bewerken. Paulus is
daarvan diep overtuigd; als
zulke zonden zich voordoen,
zal dat pijn en verdriet bij de
gelovigen veroorzaken.
Alleen het woord van God,
het evangelie van de genade,
kan dan reinigend en helend
werken.