Van wie nu heeft Hij veertig
jaar gewalgd? Juist niet van
hen die gezondigd hebben,
van wie de lijken gevallen
zijn in de wildernis?
Hebreeën 3:1
Tegenspreken, murmureren;
het zijn uitingen van ongeloof.
Men had geen vertrouwen in
Jahweh. Hij zou hen brengen
in het beloofde land. Daar zijn
onder meer de Amorieten, en
de Kanaänieten et cetera. Daar
was men bang voor. Wat is de
mens zonder God? Niets. Een
bang, vreesachtig hart en alles
doen om zekerheid te hebben.
Zo vertrouwden velen in Israël
tijdens de woestijnreis niet op
Jahweh, men wilde terug naar
de vleespotten van Egypte (een
beeld van ‘de wereld’).
Om de zonde van ongeloof zijn
velen tijdens de reis gesneuveld.
Jahweh walgde van hun gedrag.
Het was tegelijk demonstratie
en voorbeeld voor ons, op wie
de einden van de eonen zijn
gekomen (1Kor.10:11). Laat wie
meent te staan uitkijken dat hij
niet valt!