Opdat wij weten, wat God ons in genade schenkt!

Want de wet van de geest van 
het leven in Christus Jezus maakt 
je vrij van de wet van de zonde 
en van de dood.
              Romeinen 8:2

De wet(matigheid) van zonde en
dood werkt in het vlees van de
mens. Volop. Het sterven is sinds
Adam en Eva hetgeen de mens 
verzwakt. Ieder mens sterft en 
ervaart dat als langzaam proces.
Op basis daarvan mis je je doel. 
Dat veranderde ingrijpend toen
God het licht in je hart aandeed.
Geest, ja die van God zelf, maakt
het grote verschil in je leven. Zo
is die andere wet(matigheid) in 
je leven heersend geworden. 
Door Zijn geest Zijn leven in je, in
Christus Jezus, want in Hem is de
genade volle vrijkoping. Hij maakt
je vrij, nu, niet langer gebonden 
aan zonde(n). Je lééft door Hem! 

Niets is dus nu tot veroordeling 
voor hen die in Christus Jezus zijn. 
Zij wandelen niet overeenkomstig 
vlees maar overeenkomstig geest.
              Romeinen 8:1

De gelovige in Christus Jezus is
gewekt door God. God is geest, 
een letterlijke waarheid, zoals 
in Johannes 4:24 gezegd. In het 
leven van de gelovige (u, jij en 
ik), klinkt steeds Gods woord; en
dat leidt ons. Het leven is anders 
gericht. God bepaalt de richting
en we zijn op Hem gericht. Niet 
langer heeft vlees (eigen leven,
het oude ik) de overhand, maar 
God, door Zijn geest.

Niets is dus nu tot veroordeling 
voor hen die in Christus Jezus zijn. 
Zij wandelen niet overeenkomstig 
vlees maar overeenkomstig geest.
              Romeinen 8:1

Onder de genade van God is het 
onmogelijk veroordeeld te worden.
De rechtvaardiging om niet in Zijn
genade kán per definitie niet terug-
genomen worden. Anders dan de
vergeving of het pardon, het kwijt-
schelden onder het evangelie van
het koninkrijk. Dat kon wel (later) 
teruggetrokken worden als men in 
ongeloof afhaakte. Dan werd het 
onmogelijk iemand nog terug aan
te nemen (Hebreeën 6:4-6). 
De bedekking of bescherming was
ieder jaar nodig bij Israël op Jom 
Kipoer. De gelovige, nu in Christus
Jezus, is onaantastbaar. Kan zelf 
niet deze rijke genade verspelen.   

Dus ík dien dan zelf met de 
denkzin als slaaf  inderdaad 
de wet van God, met het vlees 
echter de wet van zonde.
              Romeinen 7:26

Het punt is, als Paulus hier de
conclusie trekt, dat het vlees 
op zich geen nut heeft. Dat zei
de Heer ook in Johannes 6:63:

de geest is het, die levend maakt;
het vlees heeft geen enkel nut

Het vlees dient de wet van zonde.
De denkzin van de mens dient als
slaaf de wet van God. Dit was het 
dilemma in Romeinen 7:7-25. Het
is de kracht van de geest van God
die geïntroduceerd wordt in het 
vervolg, Romeinen 8.
Dat God die geeft, is Zijn genade.