Broeders, inderdaad, het
welbehagen van mijn hart en mijn
smeekbede tot God voor hen is tot
redding.
Romeinen 10:1
De apostel is weer terug bij 9:2.
Daar sprak hij van hartzeer over
zijn volk. Zijn gebed en smeking
waren tot God voor redding.
Dat bid, smeek je voor geliefden.
Maar, in deze tijd roept God uit,
het lichaam van Christus bestaat
uit veel leden. Israël bleek zich
niet tot Jahweh te bekeren in
Paulus’ dagen. Dat bracht hem
op de knieën om God te smeken.
Die gaf antwoord zoals verder
in hoofdstuk 10, 11 te lezen.
Israël is en blijft in Gods hand.
Dat geldt ook onze geliefden,
waarvoor we dagelijks bidden.