Daar het dan overblijft voor
sommigen erin binnen te
komen, en wie eerder het
evangelie verkondigd werd
niet binnen gekomen zijn
vanwege weerspannigheid
Hebreeën 4:6
De treurige geschiedenis van
Israël destijds was, dat velen
niet het beloofde land binnen
konden gaan. Eerst kwamen
de verspieders terug; daarop
wilde het volk niet. Dat leverde
38 jaar extra in de wildernis op.
Het goede nieuws was toen,
in de dagen van Mozes, de
belofte van een land vol melk
en honing.
Allerlei mooie vrucht, fruit, en
dergelijke; een geweldig land,
nu nog is het daar aangenaam.
Maar ‘de geweldenaars’ in die
landstreek, zij schrikten het volk
af. Zij keken meer naar wat
groots leek, het vertrouwen op
God slonk. Het ongeloof in het
hart, ofwel niet vertrouwen in de
belofte van God, bleek: het volk
was weerspannig. Behalve
Jozua en Kaleb kwam een hele
generatie om in de wildernis.