En Jozef zei tegen zijn broers:
Ik ga sterven, maar God zal
zeker naar jullie omzien en
jullie uit dit land laten trekken
naar het land dat Hij zwoer
aan Abraham, Izak en Jakob.
En Jozef liet de zonen van
Israël zweren: God zal zeker
naar jullie omzien en dan
moeten jullie mijn beenderen
vanhier meenemen.En Jozef
stierf, en was honderdtien
jaar oud; ze balsemden hem
en men legde hem in een kist,
in Egypte.
Genesis 50:24-26
Jozef, toevoeger, is een van
mooiste typen van Christus.
Genesis eindigt met zijn dood,
maar in wezen verwijst Jozef
naar de opstanding, naar de
grote beloften die Elohim had
gegeven. Het volk Israël zou
leven in het beloofde land.
Daarom wilde Jozef daar echt
definitief begraven worden, in
verwachting van de opstanding.
In zijn leven was hij in de put
gegooid om dood te gaan en
in wezen werd hij ‘opgewekt’
en trok als slaaf naar Egypte.
In Egypte werd hij ten onrechte
in de gevangenis opgesloten.
Hij verklaarde dromen en gaf
zo aan de schenker het leven.
Hij kwam uit de gevangenis;
dat was wéér een uitbeelding
van opstanding.
In zijn functie van onderkoning
gaf hij als ‘opgestane’ leven aan
zijn broers en volk door hen in
hongersnood (de dood) van het
broodnodige graan (leven) te
voorzien.
De verbijsterde vader Jakob
ervoer de ontmoeting met zijn
geliefde zoon als leven uit de
doden.
Zo staat boven het leven van
Jozef zijn Elohim: Levengever!