Opdat wij weten, wat God ons in genade schenkt!

En Ik, Ik zal jullie naar 
binnen laten, en Ik zal voor 
jullie tot Vader zijn en jullie 
zullen voor Mij tot zonen en 
dochters zijn, zegt de Heer, 
de Almachtige.
   2 Korinthiërs 6:18

In dit vers is het niet alleen 
de Vader. Maar God blijkt 
ook de Heer (Kurios) te zijn.
Christus Jezus is Heer. Die 
functie oefent Hij uit, door
Zijn God en Vader daartoe
ingezet. De verschillende 
relaties die wij met God en
Zijn Zoon hebben, komen 
zo naar voren. 
Wij zijn zonen en dochters 
van de Vader. Wij dienen als 
slaven de Heer; Hij bepaalt 
en wij gaan.
Ten slotte: God de Almachtige;
Hij Die alles vasthoudt, stuurt.
In Tenach is dat Al-Sjaddai, de
Algenoegzame. In het leven 
van Abraham blijkt: Jahweh
doet alles. Zo ook in ons leven
als gelovigen. Wij groeien in de
erkenning van God: 
Hij bewerkt alles!  

En Ik, Ik zal jullie naar 
binnen laten, en Ik zal voor 
jullie tot Vader zijn en jullie 
zullen voor Mij tot zonen en 
dochters zijn, zegt de Heer, 
de Almachtige.
   2 Korinthiërs 6:18

Hier klinken de profeten als 
Jesaja (43:6), Jeremia (31:9) 
door. Dat God als Vader voor 
Israël is, lees je diverse keren
in Tenach. Dat is nu (nog) niet 
als ervaring van het volk het 
geval. Voor ons geldt dit al;
door Zijn geest in ons is ons 
plaats van zoon als genade-
geschenk gegeven.
Wij zijn: zonen en dochters in 
geestelijke (Rom.8:14) zin. In 
druk, benauwdheid en nood 
kun je soms vragen: hoe moet 
het verder? Je roept dan: Abba, 
Vader! (Rom.8:15; Gal.4:6), in
het vertrouwen, dat Vader de 
tijden in Zijn hand heeft en 
alles doet samenwerken tot 
wat goed is.  

Daarom, komt uit uit hun 
midden en wordt 
afgezonderd, zegt de Heer, 
en raakt het onreine niet aan.
   2 Korinthiërs 6:17

In Jesaja 52:11 spreekt Jahweh
deze woorden tot Israël. Niet 
langer zal Zijn Naam ontheiligd
worden; de uiteindelijke en 
definitieve terugkeer naar het
beloofde land is nog steeds dé
toekomst voor Israël.
Dat is als de Zoon des mensen
op de Olijfberg staat; dan zal 
Hij Zijn boodschappers zenden
en die zullen de uitverkorenen
verzamelen naar hét land.
Afzonderen is het werk van de
heilige geest. 
Paulus en Barnabas werden in
Antiochië in Syrië afgezonderd
voor een speciaal werk.
Ook wij zijn heiligen omdat de
geest van God in ons woont.
Innerlijk horen wij niet langer
bij de wereld; wij zijn er wel in
maar er niet van. 
Ja, geheiligd zijn is apart gezet
zijn voor het dienstwerk waar
God ons voor inzet. 

En welke overeenstemming
heeft een tempel van God
met afgoden? Want júllie zijn
tempel van de levende God,
zoals God gezegd heeft:
“Ik zal inwonen in hen en
te midden van hen wandelen,
en Ik zal hun God zijn en zelf
zullen zij Mijn volk zijn.”
       2 Korinthiërs 6:16

In de eindtijd zal de wetteloze
zich zetten in de tempel van
God. Die zal dan in Jeruzalem
opgericht zijn. Degenen die de
wetteloze niet als hun God in
willen accepteren, zullen grote
verdrukking ondervinden.
De doodstraf zal wereldwijd
gelden. Zij, die niet het beest
of diens beeld aanbidden, zij
zullen gedood worden.
De mens als god; het ultieme
wat Nimrod al wilde bereiken,
zal, door de draak gedreven,
werkelijkheid worden.
Nu leven wij in de aanloop
naar die eindtijd. Wij kunnen
op geen enkele manier iets in
ons leven belangrijker laten
zijn of worden, dan God.
Wat is dat groots, als je beseft,
dat God de Vader door Zijn
geest in je woont! Meer is
niet nodig; dat is alles.

En welke overeenstemming 
heeft een tempel van God 
met afgoden? Want júllie zijn 
tempel van de levende God, 
zoals God gezegd heeft:
“Ik zal inwonen in hen en 
te midden van hen wandelen, 
en Ik zal hun God zijn en zelf 
zullen zij Mijn volk zijn.”
       2 Korinthiërs 6:16

Paulus gebruikt, door heilige 
geest geleid, waarheid die 
in Israël in de 1000 jaren en 
daarna geldt. Het beeld van
tempel zal de apostel later 
in Efeziërs 2:18-22 nogeens
gebruiken. 
Paulus herinnert (1Kor.3:16; 
6:19; 10:17,21) aan de eerste
brief aan hen. 
Tevens citeert hij de Thora 
(Ex.29:45,46; Lev.26:11,12) 
en de profeten (Ez.37:26).
Een vervulling vooraf is dat
de gelovigen nu in één geest 
naarbinnen één lichaam zijn
gedoopt. De geest van God is,
woont, nu in ieder van ons. 
Er kan dan geen ruimte voor
afgoden in de gelovigen zijn.
Ook wandelt Christus nu in 
de geest te midden van de 
natiën (Kol.1:27).