Weer zeg ik: niemand zou
menen, dat ik onbezonnen
ben. Indien echter niet zo,
ook wanneer het als een
onbezonnene is: ontvangt mij,
opdat ook ik in iets kleins zou
roemen.
2 Korinthiërs 11:16
Maar liefst drie keer gebruikt
Paulus ‘onbezonnen’ en ook
drie maal ’onbezonnenheid’
in 2 Korinthiërs 11; en in 12
nog twee keer ‘onbezonnen’.
De Korinthiërs verweten de
apostel ‘niet goed bij zinnen’
te zijn; of ‘onverstandig’.
Zij stelden andere redenaars,
goed in de rhetorica, voorop.
Vandaar dat Paulus weer met
lichte ironie spreekt. In wezen
was het andersom.
De Korinthiërs waren vooral
onbezonnen; Paulus sprak de
waarheid in liefde tot hen.
En hij is ootmoedig, hij wilde
graag te midden van hen zijn,
ook al was hij ‘onbezonnen’.
In Gods liefde ging hij rond;
laten wij de apostel navolgen.