Want wij zijn niet als de
velen, het woord van God
versjacherend, maar als uit
oprechtheid, maar als uit
God, voor het aangezicht
van God in Christus spreken
wij 2 Korinthiërs 2:17
Versjacheren is op een nogal
slordige manier iets verkopen.
Het verband is daar met
Jesaja 1:22, waar de bekende
uitdrukking ‘water bij de wijn
doen’ staat.
Men verkocht dan wijn met
water verdund als was het
wel pure, zuivere wijn.
Zo zijn er ‘de velen’ die dat
woord van God verdunnen
(met eigen mening, opvatting)
en ‘verkopen’ dat als het het
zuivere woord zelf.
Dat is bedrog; Paulus reikt
ons het zuivere evangelie van
Gods genade aan. Wat een
liefde van God, dat wij het zo
mogen kennen!
God spreekt, Abram gelooft.
Geen werken, geloof is het, op
grond waarvan Abram Gods
eigen gerechtigheid toegerekend
krijgt. Naluisteren: HIER
En wie dan ook is voor deze
dingen bekwaam?
2 Korinthiërs 2:16b
Ja wie is dan ook bekwaam tot
zoiets groots? Het evangelie in
genade verkondigen?
Welriekende reuk van Christus
zijn? Hebben wij toereikende
‘eigenschappen’ daarvoor? In
onszelf niet. Eerder schrijft de
apostel dat wij allen verzegeld
en gezalfd zijn met Zijn geest,
2 Korinthiërs 1:21,22. Het is de
aanbetaling; straks volgt volle
uitbetaling van wat Hij geeft,
daarover is in 1 Korinthiërs 15
in het slotgedeelte (vers 45-58)
uitvoerig geschreven.
Nu leven wij door de geest van
God; straks in volheid, daarom
kunnen we met Paulus zeggen,
dat het Gods werk (2.Kor.3:5) is!
voor dezen inderdaad een
reuk uit de dood tot de dood,
voor die echter een reuk uit
leven tot leven.
2 Korinthiërs 2:16a
Voor hen de omkomen is de
reuk van het goede nieuws
dat Paulus verspreidt iets
van de dood. Zij missen het
leven van en door de geest
van God. ‘Dood’ wordt hier
als stijlfiguur, beeldspraak,
gebruikt.
Geen contact met God, er is
geen communicatie.
Romeinen 8:6 stelt vast: de
gezindheid van het vlees is
dood; de gezindheid van de
geest is leven en vrede.
Het heerlijke evangelie van
de genade van God. Dat is
voor hen die leven de reuk
van leven: Christus Zelf.
omdat wij een welriekende
reuk van Christus zijn voor
God, onder hen die gered
worden en onder hen die
omkomen
2 Korinthiërs 2:15
Paulus noemt de geredden
en hen die omkomen.
God roept in deze tijd het
lichaam van Christus uit.
Het ‘gered worden’ kan in
zijn brieven wijzen op het
eonisch leven.
Het ‘omkomen’, dat vaak is
vertaald met ‘verloren gaan’,
op het missen van dat leven.
Ook kunnen deze twee naar
het praktische leven nu een
verwijzing zijn. We zien dat
in 1 Korinthiërs 8:11; 15:2
bijvoorbeeld.
Te allen tijde is het verband
waar het in staat, beslissend.
Wij hebben eonisch leven als
genadegeschenk (Rom.6:23)
mogen ontvangen; heel fijn
om dat nu ook te léven!
Copyright © All rights reserved.