Het bewijs dan van jullie
liefde -en ons roemen voor
jullie- betonend naar hen
voor het aangezicht van
de uitgeroepen gemeenten
2 Korinthiërs 8:24
Het was grote genade van
God, dat Hij Saulus, die een
vijand van Jezus was, riep.
Overweldigend was dat.
Het was óók genade, dat hij
nu zo over de vleselijke en
lastige Korinthiërs schreef.
De Thessalonicenzen waren
ook onderwerp van roem, zij
volhardden in verdrukkingen,
als voorbeeld voor anderen
(2Thes.1:4).
Hij kon over hen roemen nu
hij hoorde dat zij ook wilden
bijdragen aan het geschenk
voor de arme heiligen in
Jeruzalem. Dat was ook de
genade van God, die in de
Korinthiërs werkte.