het geheimenis van het geloof
hebbend in een rein geweten
1 Timotheüs 3:9
Geloof kan hier ‘geheimenis’
genoemd worden; het is een
‘geheim’ men vertrouwt op
wat God zegt.
Ongelovigen begrijpen dat niet.
Kenmerk van opzieners en van
dienaren is geloof, geen twijfel.
Een rein of zuiver geweten, is
iets dat kostbaar is. In genade
van God wordt het hart door
geloof gereinigd, en dat heeft
ook uitwerking in het geweten.
Geweten is het bewustzijn van
goed en kwaad.
Geweten kan zwak (1Kor.8:7),
slecht (Heb.10:22), bevuild
(Tit.1:15) of dichtgeschroeid
(1Tim.4:2) zijn.
Bij de dienaar zal bijvoorbeeld
geen sprake zijn van een zwak
geweten. Inzake eten, drinken,
leren we dat we alles kunnen
nuttigen onder dank aan God.
Dan hoef je geen navraag te
doen of het ‘kosjer’ is of -toen-
aan de afgoden gewijd.
Het geweten is niet bepalend
in de tijd van genade; hooguit
kan het een hulp zijn in besef
dat je voor God en mens recht
en in Gods liefde handelt.