Zoals het is geschreven: 
“Wie veel heeft, het neemt 
niet toe, en wie weinig 
heeft, het is niet minder.”
     2 Korinthiërs 8:15
Het woord uit Exodus 16:18 
spreekt van het manna, dat 
Jahweh gaf aan Israël tijdens
hun reis van Egypte naar het
beloofde land.
Jahweh zorgde ervoor, dat 
iedereen genoeg had. Als het
sabbat werd, was er genoeg
voor twee dagen. Zo zorgt 
God voor alles. Wij hebben 
genoeg aan wat God geeft. 
Hij zorgde, dat iedereen in
Israël genoeg had. Zo was 
er gelijkheid; en dat is wat
hier ook Gods principe is 
bij de inzameling voor de
heiligen in Jeruzalem. Dat 
is ook de gerechtigheid van 
God. Hij deelt uit, juist aan 
de behoeftigen; dat geldt 
vooral geestelijk, maar ook 
hier materieel. 
			 
		 
	 
	
		
		
			
			
				
In dit tweede deel werd in Tenach 
gekeken naar de Heer in Zijn 
vroegere heerlijkheid. 
Abraham, Mozes, Gideon, de
profeten. Naluisteren deel A en deel B
			 
		 
	 
	
		
		
			
			
				
maar uit gelijkheid in de 
huidige era, is de overvloed 
van jullie ten behoeve van 
het ontbrekende van hen, 
opdat ook de overvloed 
van hen wordt ten behoeve 
van het ontbrekende van 
jullie, zodat het wordt:
gelijkheid.
    2 Korinthiërs 8:14
Paulus laat de wederzijdse
verbondenheid zien van 
de gelovigen. De armen in
Jeruzalem zijn heiligen; ook
zij zijn verbonden met de 
ene Heer, de Gezalfde.
Die verbondenheid kon door 
de gelovigen uit de natiën 
uitgedrukt worden. Paulus 
geeft in Romeinen 15:25-27 
aan, dat de natiën deelden
in geestelijke zegen (deel 
hebben aan heilige geest).
Van daaruit zouden zij ook
van hun materiële goederen
delen met de heiligen uit 
Israël. Zo was er gelijkheid 
in die era. Later zou een en
ander aangepast worden in
de brief aan de Efeziërs. 
Maar de liefde van God is
altijd werkzaam, ook nu. 
			 
		 
	 
	
		
		
			
			
				
Want het is niet, opdat er
voor anderen ontspanning
is en voor jullie verdrukking
   2 Korinthiërs 8:13
In de genade van God is het
niet zo, dat Hij dat vraagt
wat wij niet hebben. Het is
de gezindheid in het hart,
dat telt. We kunnen dat in
het licht van Filippenzen in
2:12,13 zien. God is het, Die
én het willen én het werken
in en door ons bewerkt.
Dat maakt ons niet passief,
maar juist heel actief.
Vader zal ons nooit zo onder
druk zetten dat het te veel
is. Er is een wisselwerking;
de Korinthiërs zouden het
idee kunnen hebben, dat zij
onder druk gezet werden,
terwijl anderen ontspannen
kunnen zijn. De inzameling
voor de armen in Jeruzalem
was echt nodig. Opdat ook 
in materiële zin genoeg is.
Zo zorgt Vader voor allen.
			 
		 
	 
	
		
		
			
			
				
Want indien bereidwilligheid
voorop ligt, is het
welaangenaam naar wat
men heeft, niet naar wat
men niet heeft.
   2 Korinthiërs 8:12
Waar het de apostel om ging
is de innerlijke bereidheid om
iets te geven. Zoals deze hele
brief om het hart draait, zo is
het ook hier.
Een hart dat ruim is geworden
door de liefde van God, wil
geven. Vanuit gerichtheid op
God is (geestelijk) welzijn van
de ander het belang wat de
gelovige voor ogen heeft.
Als het gaat om het geven
gaat het om het hart; als het
zonder dwang -van harte- is,
dan is het veel. Destijds gaf
de arme weduwe iets, veel
minder dan anderen, maar
de Heer wist wat het waard
was; haar hart kennend.
			 
		 
	 
	
		 
		
	 
	 
	
		
			
									
						Copyright © All rights reserved.