‘Het gaat ook om Gods wil in Efeziërs 1. Wel drie keer, toch?’
Het welbehagen van Zijn wil, het geheimenis van Zijn wil en de raad
van Zijn wil. In 1:5, waar wij nu bij stilstaan, blijkt dat onze uitkiezing
en dat wij in liefde tevoren bestemd zijn in overeenstemming is met
het welbehagen van Zijn wil. Het woord ‘welbehagen’ (eudokia) wijst
op een innerlijk genoegen van Gods kant. Het gaat om het uitvoeren
van Gods wil met het lichaam van Christus. Dat doet God door Chris-
tus Jezus. Het gaat om de zonen die nauw met Hem samenwerken.
‘Ook omdat zij samenwerken met Christus Jezus wordt dus gezegd
dat het overeenstemt met het welbehagen van Gods wil?’
Het gaat om de bijzondere roeping van dat lichaam voor de hemelse
machten en krachten. Daarom is onze plaats nu al te midden van de
hemelingen. Ons domein behoort de hemelen toe. Niet de aarde.
Daarom zouden wij niet aards gezind zijn. Niet gericht op de dingen
van deze aarde, hoe goed en mooi dat er ook kan uitzien. En hoeveel
applaus je daar ook van de mensen voor kan krijgen. Wij zijn burgers
van een rijk in de hemelen!
‘Wat een rijke genade. Dat hebben wij nergens aan verdiend. Het is
in een woord: geweldig!’
God roept ons in genade, Hij had zich al voorgenomen ons genade te
schenken en ons zo te roepen uit het volmachtsgebied van de duis-
ternis in het koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde. Daarmee be-
doelde Hij niet alleen dat wij gered werden door Zijn genade.
Maar ook dat wij als geredde mensen in Zijn genade leven. En dat
wij op deze manier zijn: tot lofprijs van de heerlijkheid van Zijn ge-
nade! Onvoorstelbaar, van a tot z Gods genade die altijd de boven-
toon voert en zal blijven voeren.