‘Wat een plaats, een positie heeft het lichaam van Christus met
Hem ontvangen. Groots.’
Ja, het is bijna niet te geloven als je elke dag op aarde rondloopt, hoewel
je je misschien steeds meer een vreemdeling voelt te midden van al wat
uit de boze eon (Grieks: aioon) op ons af komt.
En wat van het lichaam van Christus nog in vers 23 van Efeziërs 1 gezegd
wordt zouden wij niet missen:
“…die Zijn lichaam is, het complement van Hem, Die het al in allen com-
pleet maakt…”
Overal waar nog iets ontbreekt, is Christus Jezus het, die aanvult, compleet
maakt. Moet er nog verzoening, vrede gebracht worden? Hij zal het uitwer-
ken. Zonder Hem is alles incompleet. Het is niet af, zoals God het hebben wil.
Pas als Christus Jezus alles heeft gedaan wat Hij moet doen, pas dan zal God
werkelijk alles in allen kunnen worden.
‘Het wordt me iets meer duidelijk, van wat deze tekst bedoelt.’
Hij zal alles en alles tot voltooiing en voleinding brengen. Niet alleen zal in de
komende eonen op aarde blijken, dat Christus Jezus de Koning van de koning-
en en Heer van de heren is. Maar ook te midden van de hemelingen zal blijken,
dat Hij de grote verzoener en vredebrenger is, die al de vijandige hemelingen
nodig hebben. Wat ontbreekt (vrede) zal Hij bewerken, op grond van Zijn sma-
delijke dood aan het kruis en Zijn opwekking uit de doden (Efeziërs 1:20).
Al wat nog ontbreekt (ook levendmaking!) zal Hij als de Levende bij uitstek
aanvullen. Maar, en nu komt weer dat ongelooflijke: Hij, die alles compleet zal
maken, is Zelf nu nog steeds incompleet!
‘Als ik het goed lees en begrijpen kan, zijn wij als leden van Zijn lichaam nood-
zakelijk. Wij vormen Zijn complement, wat Hem compleet maakt.’
Ja. Je wordt er stil van als je het leest. Onvoorstelbaar! Het staat er: …”het com-
plement van Hem, Die het al in allen compleet maakt”.
Wie heeft dat ooit kunnen bedenken? Het is wáár wat in 1 Corinthiërs 2:9 staat:
“Wat geen oog heeft gezien en wat geen oor heeft gehoord, en waarnaar het hart
van de mens niet is opgestegen, wat God ook maar gereedmaakt voor hen,
die Hem liefhebben”
Dat vinden wij in Efeziërs, Filippenzen en Kolossenzen. De hemelse bediening
van Christus Jezus en dus ook van Zijn lichaam, de uitgeroepen gemeente, dát
had niemand kunnen bedenken. Net zoals Adam een complement bleek te heb-
ben in Eva, zo blijkt Christus Zijn complement te hebben in de uitgeroepen ge-
meente. Adam ontving Eva pas na een diepe slaap, en analoog daaraan kon de
gemeente die Zijn lichaam is pas geroepen worden nadat Hij in een diepe ‘slaap’
(de dood) geweest was. En nu komt weer iets bijzonders: Eva is uit Adam geno-
men en daarom onlosmakelijk met hem verbonden. Zo is de gemeente die Zijn
lichaam is, uit Christus Jezus genomen en daarom onlosmakelijk met Hem
verbonden. Wat een rijkdom aan genade!