Woord vandaag

‘Te midden van de hemelingen, dat hoor je eigenlijk nooit.’

Het gaat om een verborgen koninkrijk, dat van de Zoon van
Gods liefde. Niet zichtbaar, en daarom voor mensen moei-
lijk te vatten. Voor veel mensen móet het allemaal op aarde.
Als je anders denkt en dat naar voren brengt, dan word je
soms afgeserveerd met de opmerking dat het helemaal geen
discussie is. Van tevoren is dan al vastgesteld dat het om op
de aarde g
aat en is er geen gesprek over mogelijk.

‘Wordt er dan zo fel op gereageerd?’

Merkwaardig genoeg wel. Men kan er kennelijk niet in geloven,
terwijl het duidelijk in de Schrift staat. Het komt mijn inziens
erop neer, dat men zo aan de aarde en het hier en nu gehecht is,
dat men gewoon niet wíl geloven in een hemelse bediening voor
het lichaam van Christus. Terwijl Paulus er in al zijn latere brie-
ven over schrijft.

‘Dat is jammer. Men is meer aards gericht dan je zou denken.’

Net als een Abraham zijn wij hier als het ware vreemdeling en is
het hier allemaal slechts van korte duur. Paulus schrijft, dat wij
een gebouw uit God hebben, in de hemelen en dat niet met han-
den gemaakt. Het is toch vreemd, dat wij een hemels, geestelijk
lichaam krijgen en toch op aarde blijven. Dat is erg tegenstrijdig.

‘We zijn dan net als Abraham uit ons land weggegaan.’

De Heer zei tegen Abraham dat hij uit zijn land weg moest gaan
en uit zijn familie-omgeving. Dat is niet bepaald een makkelijk
vertrek. Maar hij ging op weg in geloof en wist eigenlijk niet waar
hij terecht zou komen. Dat geldt in feite ook voor ons. Wij kennen
dat hemelse Kanaän nog niet, maar zijn er wel naar op weg!

Woord vandaag

‘Gisteren eindigden wij met een belangrijk verschil.’

Het blijft voor veel gelovigen kennelijk een moeilijk te verteren zaak,
dat de toekomst voor het lichaam van Christus niet op aarde, maar te
midden van de hemelingen is. Op een of andere manier kan men zich
kennelijk niet voorstellen, dat het lichaam van Christus alles te maken
heeft met de hemelse lijn van het geheimenis van Christus.

‘Wacht even, wat is het geheimenis van Christus?’

Dat is dat Hij, Christus Jezus, de Koning der koningen en Heer der heren
op aarde zal zijn. Dat was ook geopenbaard in de Tenach, de Joodse bijbel,
door allerlei uitspraken van de profeten. In de Griekse Schrift (NT) wordt
dit nog duidelijker uitgewerkt, in Openbaring wordt dat verder onthuld.

‘Maar, dat is niet heel het geheimenis?’

Nee. Paulus maakt in de Efezebrief het hemelse aspect van het geheime-
nis van Christus bekend. Dat is, dat Hij óók de hoogste is boven alle gees-
telijke machten en krachten en overheden en zo voorts. Hij is het hoofd
van alle overheid en macht, onder God, de Vader. Dat Zijn regering óók
de hemelen omvat was niet zo bekendgemaakt in Tenach, en evenmin in
de evangeliën. Doordat Paulus de genade ontving deze hemelse lijn van
Zijn heerschappij bekend te maken, wist later Petrus er ook iets van.

‘Maar die had geen zicht op de plaats van het lichaam van Christus?’

Vermoedelijk niet. Of misschien doelt hij daarop in 2 Petrus 3, als hij
zegt dat in de brieven van Paulus de dingen moeilijk te begrijpen zijn.
Petrus dacht, redeneerde, vanuit de aardse lijn voor het volk en dat was
zijn toekomstverwachting: een koninklijk priesterschap (1 Petrus 2:9,10).

‘Maar het lichaam van Christus heeft een positie en roeping boven?’

Jawel. Daar spreekt Efeziërs 1:3; 20-23; 2:6,7; 3:10 en 6:10-20 over.
Voor velen helaas onbekend. Ook in Filippenzen 3:17-21 komt dit naar
voren. Ons domein behoort de hemelen toe. Paulus spreekt de gelovigen
daar aan, dat er velen zijn, die wandelen als vijanden van het kruis van
Christus, zij zijn aards gezind, gericht op wat op aarde is!
Laten wij ons verheugen in onze hemelse roeping, boven, waar Christus is!


Woord vandaag

‘Denk jij, dat er veel mensen zijn, die écht van genade leven?’

Er zijn misschien toch wel meer, die echt Gods genade hebben leren
kennen, zoals Paulus aan de Kolossenzen schrijft, dat zij de genade
van God in waarheid geleerd hadden. Hij schrijft in Kolossenzen 1:4
daarover nadat hij in 1:3 gezegd heeft, dat de Kolossenzen het woord
van de waarheid van het evangelie hadden leren kennen. Hij brengt
dat in nauw verband met ‘de verwachting die voor jullie is weggelegd
in de hemelen’ (1:3).

‘Dat is absoluut een geweldige verwachting, die wij tegemoet zien!’

Zonder twijfel gaat God al onze verwachtingen ver overtreffen. Zoals
wij nu al veel meer genade hebben ontvangen dan wij zelf beseffen,
zo geeft God ons veel meer straks, te midden van de hemelingen!
Sommigen denken dat die verwachting is weggelegd in de hemelen
en dat zij die straks op aarde zullen ontvangen, maar dat is inlegkunde
van de eerste orde.

‘Waarom is dat zo dan?’

Omdat je Kolossenzen niet los kunt zien van Efeziërs en Filippenzen.
In 1 Petrus 1:4 staat, dat hun erfenis/lotdeel in de hemelen bewaard
wordt totdat die geopenbaard wordt, maar dat is voor hen op aarde.
In Efeziërs en Filippenzen heeft Paulus duidelijk gemaakt, dat de
plaats en toekomst voor de gemeenteleden te midden van de heme-
lingen is. Kolossenzen zegt hetzelfde.

‘Petrus had de sleutels van het koninkrijk der hemelen?’

Hij heeft die, en zal die weer gebruiken. Het is een aards koninkrijk
wat hem en zijn volksgenoten wacht. Dat is in overeenstemming
met de beloften en dus toekomstverwachting van Israël. Dat dat
nu nog verborgen is in de hemelen, zoals de Messias Jezus dat is,
mag duidelijk zijn. Een diepgaand verschil bestaat met de bood-
schap van Paulus, die overstromende genade brengt en een positie
en plaats en toekomst te midden van de hemelingen!

Woord vandaag

‘Toch fijn, dat wij zoveel uit Zijn woord hebben kunnen leren.’

Je leert anders kijken. Ook als je naar mensen kijkt. De mens ziet
aan wat voor ogen is, maar Jahweh ziet het hart aan. Daarom moest
Samuël de achtste zoon van Isaï tot koning zalven; niet degene die
groot van gestalte was. David, de geliefde, was de man naar Gods
hart. Niet de keuze van de mens, maar die van God zou het zijn.

‘Blijft toch een wonderlijke geschiedenis, wat in de Schrift vermeld
wordt over het koninkrijk, waarover eerst Saul koning werd.’

Je kunt Saul zien als een beeld van de mens onder de slavernij van
de wet, of van de zonde zo je wilt. David is een type van Christus uit-
eraard, maar dus ook van de mens onder de genade. Degene die in
vrijheid is. En het oude principe gaat op: zoals Ismaël Izaäk vervolg-
de (Galaten 4:21-31), zo vervolgt koning Saul David.

‘Je kunt dan zeggen dat toen Saul tot rust kwam toen David voor hem
speelde, dat de klank van de genade rust bracht.’


Paulus noemt dat in Efeziërs 5 de Psalmen, lofzangen en geestelijke
liederen in het hart zingen en spelen. Het hart dat door de rijke bood-
schap van genade vervuld is met vreugde. Omdat het allemaal niet
moet. We leven in de vrijheid van Gods rijkdom van genade. Zo is het
elke dag. Geen verhinderingen om tot Hem te komen in dank. Heer-
lijk toch? Het neemt een last van je schouders af. Niet jij, maar Hij!

‘Veel gelovigen of christenen leven anders, denk ik.’

Oorzaak daarvan is, dat er allerlei van hen verwacht wordt, terwijl
dat niet in het evangelie zo klinkt. Het wordt steeds als opdracht op
hen gelegd en daarom denken zij: ‘ja maar je moet toch dit’ en ‘dat
is wel zo, maar je moet toch wel dat en dat’. En zo beseft men vaak
niet, dat men in een vorm van (heel subtiele) slavernij leeft.

‘Waar de geest van de Heer is, daar is vrijheid.’

Dat schrijft Paulus in 2 Corinthiërs 3 en 4. Tegenover de bediening
van de letter, van de dood, van de veroordeling (want zo noemt
Paulus het oude verbond daar!), zet de apostel de bediening van de
geest van God, die een veel grotere heerlijkheid heeft dan de oude
bediening die door Mozes aan Israël was gegeven. En die bediening
van de geest van God is in feite: genade en vrijheid! Daar leven wij
vandaag in!

Woord vandaag

‘We zien uit naar de terugkeer van Jezus Christus, dat zal vrede brengen.
Tot dat moment wordt het lichaam uitgeroepen?’

Tot de aanvang van de 70e week van Daniël 9:24-27 geldt de tijd van genade
waarin wij nog steeds leven. Het is nu een welaangename tijd, een dag van
redding. Dat schrijft Paulus in 2 Corinthiërs 6:2. Hij citeert dan Jesaja 49:8.
Hij past de uitspraak toe op deze tijd van overstromende genade. Degenen,
van wie de ogen werden geopend door de Heer, weten dat.

‘En de andere mensen dan?’

Die weten dat helaas (nog) niet. Voor hen is God de zich verbergende, dat
geldt zowel voor Israël als voor de volkeren. Daarom zijn er vandaag steeds
meer agnosten en atheïsten. Dat heeft ook zijn wortels in de periode van de
verlichting. Daarin verklaarde Nietzsche, een filosoof, God als dood. De ver-
lichting heeft grote invloed gehad op hoe er vandaag in de westerse  samen-
leving gedacht wordt.

‘Hoe langer hoe meer komt de mens in plaats van God centraal te staan?’

Zeker. Men denkt, handelt, werkt, leeft alsof er geen God is. De mens maakt
zichzelf god. In alles zet de mens zich zonder god in het middelpunt. Maar,
nochtans is het vanuit God gezien een welaangename tijd, een dag van red-
ding. Hij laat het woord van verzoening voor allen uitgaan. Hij was in Chris-
tus de wereld met zich verzoenende, hun hun krenkingen niet aanrekenend.

‘Een geweldige boodschap. Het is vrede!’

Vanuit God naar de mensen toe is het vrede. Al de vijandschap en vijandig-
heid van de mens richting God wordt door God beantwoord met een onveran-
derlijke houding van vrede. De Heer Jezus Christus, die nu verheerlijkt aan
Gods rechterhand is. En wij als gelovigen met Hem.
Dáár, boven, te midden van de hemelingen, zou ons aandachtsgebied liggen.
Bedenkt de dingen die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan Gods rechter-
hand, niet die op de aarde zijn!