Woord vandaag

‘Die hemelse facetten, het boeit wel!’

Wanneer je in de Schrift oplettend leest, lees je meer. Niet alleen
Mozes, maar ook Elia was op de berg. Sinaï en Horeb, dat verschilt
niet veel van elkaar. Wat heeft Elia gezien? Dat weten we niet exact.
Maar Mozes zag op de berg hemelse aspecten. Het kan heel goed
zijn, dat ook Elia iets daarvan zag.

‘De heerlijkheid van God?’

Zij moeten iets daarvan gezien hebben, en in samenhang daarmee,
hemelse aspecten. De weerslag daarvan was te zien in de tabernakel.
Eerder kregen de aartsvaders Abraham, Isaäk en Jakob verschijning-
en waardoor zij iets van de heerlijkheid van IEUE (Ik ben) waarge-
nomen hebben. Opvallend, wat de Heer zei tegen Nicodemus:

Indien Ik jullie van het aardse gesproken heb, zonder dat jullie
geloven, hoe zullen jullie geloven, wanneer Ik jullie van het hemelse
spreek?
                                                                    Johannes 3:12

‘De Heer kon daarvan spreken.’

Natuurlijk, want Hij voegt eraan toe in Johannes 3:13 :

En niemand is opgevaren naar de hemel (…), dan die uit de hemel
neerdaalt, de Zoon des mensen, die in de hemel is.

Hij kwam uit de hemel op aarde. Wat Abraham, Isaäk, Jakob, Mozes,
Elia, Elisa, Jesaja, Ezechiël et cetera gezien hebben, was de heerlijk-
heid van God. En wanneer zij een gestalte zagen, was dat Christus in
de vorm van God (Filippenzen 2:6). Voordat Hij mens werd.
Hij
daalde neer uit de hemel en als Zoon van Adam werd Hij mens
op 
aarde. Aardse aspecten, zoals wedergeboorte, kon de leraar van
Israël niet begrijpen. Laat staan dat hij de hemelse aspecten van de
nieuwe aarde kon verstaan! 

Woord vandaag

‘Bijzonder, wat we in Hebreeën lezen.’

Je ziet, dat weinig gesproken wordt over dat alles. Met name
over de hemelse aspecten. Het wordt besproken wordt voor
mensen, die weet hebben van de eredienst zoals die door IEUE
aan Israël gegeven werd. Mozes moest de tabernakel laten in-
richten naar het voorbeeld (type), op de berg getoond.

‘Mozes zag iets bijzonders.’

Hij heeft hemelse (dingen) gezien. Op basis daarvan werd de ta-
bernakel gemaakt. Hij heeft geen concreet bouwwerk of een soort
maquette gezien. Alleen het voorbeeld dat hem op de berg getoond
was (Exodus 25:9, 40; Handelingen 7:44; Hebreeën 8:5). Nu gaat He-
breeën daarop in.

‘Een goddelijke dienst van de hemelsen.’

Die bleek te bestaan voordat de tabernakel gemaakt werd. Stefanus
spreekt in Handelingen 7 daar ook over. En van de tempel die door
Salomo gebouwd werd. Het ging om Gods woonplaats. Later blijkt bij
nader inzien, dat de tabernakel en de tempel qua ontwerp iets zeggen
over Gods plan van eonen. Denk aan: heiligen van de heiligen. Dat doet
denken aan eonen van de eonen. De weg die de hogepriester aflegde,
was typerend voor de route van Christus in de eonen!

Woord vandaag

‘Bloed van dieren reinigde de tabernakel.’

Dat bloed was ontoereikend om definitieve reiniging te geven. Daar-
om moest Hij, de Zoon van God, Zoon van Adam worden. Om deel
te krijgen aan vlees en bloed. Als de Zoon van Adam had Hij bloed en
daardoor kon Hij de hemelse (dingen) reinigen. Dat schrijft Hebreeën
in hoofdstuk 9:11-24. Over het hemelse heiligdom was al in 8:1-5
het nodige gezegd.

‘Hij moest ook daarvoor Mens worden.’

Dat was nodig, zodat Hij zelf het grote zondoffer kon zijn. Hij gaf Zijn
bloed, leed heel diep en stierf. Nadat Hij was opgewekt uit de dood
werd Hij opgetrokken in de hemelen en kon voor Vader komen. Dat
was –en is- in het hemelse heiligdom. Het aardse was daar een afscha-
duwing van. Ook de aardse dienst onder het oude verbond bij Israël
was een afschaduwing van de hemelse.

‘Hij kon Zelf daar de reiniging geven.’

Het bloed van aardse schepselen kon dat niet. Daarom moest Hij, die
eerst Zelf een van de hemelse machten was –Hij was de Hoogste-, deel
krijgen aan vlees en bloed. En dat bloed van Hem alleen, omdat Hij de
Heer uit de hemel was (1 Corinthiërs 15:47), kon definitief reinigen van
alle zonde(n). En daarom kon het hemelse heiligdom door dat bloed al-
leen gereinigd worden!

Woord vandaag

‘Maakt verschil, vergeven of rechtvaardiging.’

Het kan niet hetzelfde zijn. Anders zou de Schrift deze woorden
niet afzonderlijk gebruiken. Vergeving gebeurt door een hogere
macht (God). Bij Israël werd de nationale vergeving herroepen en
leidde tot de huidige tijd van genade. Pas in het evangelie van de
apostel Paulus wordt rechtvaardiging bekend. Iets daarvan, het
geloof dat toegerekend wordt als gerechtigheid, was bij Abram
aan de orde (Genesis 15:6).

‘Bij Paulus gaat dat verder?’

Dan komt de rechtvaardiging om niet, in Christus Jezus, op grond
van het bloed van Christus
, naar voren. Dit omvat meer dan de

toegerekende gerechtigheid bij Abram. Het geldt alle leden van
het lichaam van Christus
. Deze zijn geroepen in genade, zij geloven

(dat is ook genade), en zij zijn bestemd voor genade.

‘Dat laatste, dat is de toekomst?’

Zij zijn het, die het voorrecht hebben Gods overstijgende rijkdom
aan genade
te mogen tonen aan de hemelse machten en krachten.

De verwondering bij de hemelsen zal groot zijn, wanneer zij horen
van de genade die de ekklesia heeft ontvangen. In het verleden wa-
ren zij hoogstwaarschijnlijk al verbaasd, toen de Zoon van God met
Zijn bloed de hemelse tabernakel reinigde. Dat was ook nodig, want
de aardse was door bloed (van dieren) gereinigd.