…opdat wij zouden weten….

‘Wij nu, hebben niet de geest uit de wereld ontvangen, maar de
geest, die uit God is, opdat wij zouden weten wat God ons in genade
geschonken heeft’
1 Corinthiërs 2:12

Waarom noemt Paulus de Corinthiërs ziels en vleselijk? Wat was er
zo geestelijk aan de boodschap die Paulus bracht? Wat is ‘geest’?
Wat is ‘geestelijk’? Wat zegt de Schrift erover? Wat heeft een bijbel-
boek als Ester met dit onderwerp te maken? Luister en verdiep u
in wat Gods woord te zeggen heeft!


In vijf studies kwamen diverse aspecten naar voren.
Elke studie is ongeveer 1,5 uur met pauze. U kunt elk deel,
voor en
na de pauze, afzonderlijk downloaden :

Opdat wij zouden weten – maandag 11 juli 2011 deel 1 deel 2

Opdat wij zouden weten – dinsdag 12 juli 2011 deel 1 deel 2

Opdat wij zouden weten – woensdag 13 juli 2011  deel 1 deel 2

Opdat wij zouden weten – donderdag 14 juli 2011  deel 1 deel 2

Opdat wij zouden weten – vrijdag 15 juli 2011  deel 1 deel 2


Opmerkelijk

‘..De eerste keer dat God als El-Sjaddai, de Al-genoegzame, in
de Schrift genoemd wordt, is in Genesis 17:1. Hij verschijnt aan
Abram en zegt:
‘Ik ben de El-Sjaddai. Wandel voor Mij en word volkomen’.
Dit is een bijzondere uitspraak, in het bijzonder wanneer wij
bedenken, dat de mensheid al duizenden jaren bestond.
Toen pas nam God één mens en openbaarde zich voor het eerst
als El-Sjaddai.
Abram/Abraham is één van de werkelijk groten in de Schrift.
Niet groot omdat er iets in hem zelf was, dat in staat was iets te
doen om groot te worden, maar omdat God hem groot maakte.’

Uit: ‘The All-sufficiency of God’ – J.H. Essex, UR LXIV, blz.26,27

Woord vandaag

‘Zeg, jij zei laatst dat wellicht álle Psalmen over Christus
spreken, en gisteren was dat Psalm 1, Psalm 2 ook?

‘Lees maar wat er in die Psalm staat: de volkeren spannen
samen tegen Jahweh en Zijn gezalfde. En in de vertaling
wordt dan gezegd: ‘Kust de Zoon, opdat Hij niet toorne’. Dan
wordt weer duidelijk over Wie het gaat.’

‘Er staat ook in, dat Jahweh zal lachen.’

Wonderlijk genoeg wel. Dat zien we niet zo vaak in de Schrift.
Men wil de banden van zich afwerpen, die van God. De volkeren
willen zelf de touwtjes in handen hebben en al wat bindt aan God
doorsnijden. Wij leven in die tijd. Ook daaraan is te zien, dat we
snel op weg zijn, naar het einde van deze boze eon.

‘De volkeren spannen samen: de Verenigde Naties?’

Daar heeft het naar alle waarschijnlijk ook mee te maken, gelet op
de plannen die er liggen om het VN-hoofdkantoor uit New York te
verplaatsen naar Bagdad. En doorgaan naar Babel is maar een kleine
stap in dit kader. Maar waar het om gaat, is dat er een rijk zal ont-
staan van 10 koningen, een soort 10-statenbond. De leider daarvan
zal waarschijnlijk ‘meester zijn van een verbond met velen.’

‘De 10-statenbond is zich al aan het vormen?’

Er zijn aanwijzingen in die richting. Men wil in september de besprekingen
over een oplossing inzake Jeruzalem en de filistijnse staat voeren, en mo-
gelijk wordt een reeds bestaand akkoord dan in een wat gewijzigde vorm
aanvaard en ondertekend. Eind september wil men sowieso de filistijnse
staat -desnoods eenzijdig-  proclameren.

‘Dat is dan de aanzet tot het antichristelijke wereldrijk van de eindtijd?’

Dat zou zomaar kunnen. In elk geval voorzegt Psalm 2 deze zaak en er staat
ook bij, dat Jahweh erom zal lachen. De volkeren zijn, zo zegt Jesaja, niet
meer dan een stofje aan de weegschaal, in Gods ogen. Uiteindelijk staat er
ook, dat de Zoon er een einde gaat maken en ze stuk zal slaan als pottenbak-
kerswerk. Daarna zal Hij Zijn eigen koninkrijk over Israël en de volkeren
gaan oprichten!

Woord vandaag

‘Wat een prachtige dingen staan er toch in het woord van God!’

We zien steeds opnieuw, hoe tegen de donkere achtergrond van
zonde en kwaad de genade en de liefde van God heel erg helder
schijnen. Zoals tegen de donkere lucht in de nacht de sterren helder
stralen. Zoals een juweel op zwart fluweel des te beter tot uiting komt.

‘Deze gedachten gaan wel diep zeg.’

Het is wel de waarheid zoals die in de Schrift naar voren komt. Daarom
zouden wij luisteren naar die Schriften dan onze tijd te verdoen met
allerlei onnuttige zaken. Gelovigen kunnen wel een voorbeeld nemen
aan Maria die aan de voeten van de Heer zat, en luisterde naar Zijn woord.

‘Ja, ik weet uit ervaring, dat het fijne uren zijn als je die zo besteedt.’

Zeker weten. Het loont altijd de moeite om dat woord tot je te nemen.
Het woord van Zijn Vader was de grote drijfveer, de reden waarom Hij
de dingen deed en hoe Hij sprak. Dat blijkt uit een Psalm als Psalm 1.
Die man, die de Thora overdenkt dag en nacht is een de Heer zelf! Hij
was als een boom, geplant aan waterstromen, of verdelingen van water.
Hij zat niet in de kring van de spotters en liep niet op de weg van zon-
daars. Hij had de Thora lief met heel Zijn hart!

‘In feite kunnen wij nooit tippen aan die man.’

Wel strekken wij ons er met ons hele bestaan naar uit, Hem te kennen.
Paulus voegt daar aan toe: en de kracht van Zijn opstanding. Dat kan het
woord van Christus wel in ons uitwerken, en daarom zegt Paulus:

‘Laat het woord van Christus rijk in jullie inwonen, in alle wijsheid…’

Woord vandaag

‘Fijn dat we deze dagen weer bezig zijn met Gods genade.’

Net zoals die man die langs de kant van de weg lag, de weg van Jeruzalem
naar Jericho. Daar kwamen de Leviet en de priester langs en liepen aan
de andere kant van de weg voorbij. Zij waren niet in staat om de half dode
te redden. Zij niet. Je zou denken dat daarmee de gelijkenis voorbij was.

‘Ga door.’

Er kwam een Samaritaan voorbij, die met innerlijke ontferming bewogen was.
Die kwam bij hem en behandelde zijn wonden met olie en wijn, prachtig beeld
van het veelzijdige werk van de heilige geest. Genezend -door het woord- en
nieuw leven schenkend. De Samaritaan goot olie en wijn in de wonden. En Hij
tilde de zwaar gewonde man op en zette hem op zijn eigen rijdier. Wat een won-
derlijk beeld van de Heer zelf.

‘Het is een werkelijk prachtige gelijkenis, die ons veel zegt.’

De Heer maakt duidelijk wie de Naaste was van de man die in rovershanden ge-
vallen was. Het was de Barmhartige Samaritaan. Wat een genade en een barm-
hartigheid betoonde Hij aan de zwaar gehavende man die zichzelf absoluut
niet kón redden. Net zoals de Heer zelf genade schonk aan de moordenaar aan
het kruis!

‘Het is werkelijk geweldig, wat een genade, aan de hulpelozen!’

De Schriften staan vol met deze voorbeelden. Overstromende genade werd aan
Saulus betoond, op weg naar Damascus. Hij blies dreiging en moord. Meende
God welgevallig te werken, maar hij had genade nodig. Zijn eigen inspanningen,
hoe fanatiek ook, vertoonden een wrange vrucht. Hij leerde wat genade werke-
lijk betekent. De rest van zijn leven dankt hij God voor die rijkdom.