13 oktober 2017
‘De geestelijke mens.’
Die kijkt anders dan anderen. Niet dat
die mens beter is, maar wel anders in-
gesteld. Paulus schrijft in 1 Corinthiërs
2 en 3 over zielse, vleselijke en geestelij-
ke mensen. Daardoor wijst de Schrift op
een houding, gerichtheid, die zulke ge-
lovigen hebben.
‘Hoe zit dat dan?’
De vleselijke richt zich vrijwel uitsluitend
op het zichtbare en tastbare. Rekent al-
alleen met hier en nu en wat je kan beet-
pakken. Is vooral op zichzelf en de eigen
-beperkte- groep gericht. En stelt zich af-
wijzend en vijandig tegen andere groep-
en op. Komt niet verder in groei.
‘Eigenlijk kleine kinderen.’
Kun je dat wel zeggen ja. 1 Corinthiërs
3:1 zegt er in één adem bij: nog onmon-
digen in Christus. Onmondige: klein kind
dat niet kan spreken. Misschien net geen
baby meer; daarna niet veel verder geko-
men. Zo waren er nogal wat in Korinte.
Die maakten veel ‘lawaai’ in die gemeente
waar diverse groepen waren.
Daarom wilde de apostel onder hen niets
anders weten dan Jezus Christus en Die
gekruisigd.