Woord vandaag

‘Paulus is wel duidelijk, alleen moet je dat wel zien.’

Het is dan ook niet voor niets, dat hij in Efeziërs 1:16-20 bidt om de geest
van wijsheid en onthulling in erkenning van Hem. Die speciale toedeling
van Zijn geest is nodig om de grootste geheimenissen te kunnen verstaan
met je hart, zodat het een deel van je wordt. Het Efeze-geheimenis is wel
heel bijzonder. Als het in Efeziërs alleen zou gaan om aansluiting van de
heidenen (gojim) bij de Messiaanse gelovigen uit Israël, dan ben je niet ver-
der dan hooguit Handelingen.

‘Dan had Efeziërs niet geschreven hoeven worden?’

Nee, want het was ook al in de profeten aangekondigd. Bovendien hadden de
beloften aan Abram ook al zo’n inhoud. En in de Thora staat, dat de vreem-
deling binnen de poorten van Israël gewoon deel kon hebben aan de feesten
van Jahweh die Israël moest vieren. En daarmee was men in feite deel gewor-
den van de ekklesia die Israël was. Van een afstandje bekeken had Saulus dan
niet geroepen hoeven worden. Want, zoals sommigen opperen, in het Joodse
eenheidsdenken zat het universalisme al besloten.

‘Het ligt allemaal wel bepaald anders?’

Saulus werd geroepen tot een uniek apostelschap en dus een unieke bediening.
Hij was geroepen om het begin van het lichaam van Christus te bepalen en
daartoe te roepen. Zijn evangelie is uniek. Vandaar dat hij diverse keren spreekt
van ‘mijn evangelie’ en ‘ons evangelie’. En denk erom, dat het dan om een ander
evangelie gaat, dan dat door de twaalf apostelen werd gebracht!

‘Wat is de kern van het paulinische evangelie?’

Christus Jezus. Hij is de kern. Het wordt dan ook het evangelie van de heerlijk-
heid van Christus genoemd. En het evangelie van de gelukkige God. Het  is
doordrenkt met genade. Vooral dat laatste blijkt het moeilijkst voor heel veel
gelovigen te zijn. Een christelijk mens begrijpt daar doorgaans niet zoveel van.
Helaas zijn er nogal wat evangelische gelovigen, die de diepte van Gods genade
niet doorgronden. Meestal blijkt men in de kern nog zelf iets te willen toevoe-
gen. Soms komt men daar pas na heel wat jaren achter.

‘Valt daar ook de hemelse roeping onder?’

Nou en of! Als Paulus het daar over heeft, spreekt hij van de de overstromende
rijkdom van Gods genade in Efeziërs 2. Een hemelse roeping, niet op aarde,
maar wat het woord al zegt: in de hemelen en dus te midden van de hemelse
machten en krachten. En zelfs in en met Hem een plaats boven of hoger dan de
hemelingen. Wij zijn zó verbonden met het Hoofd. Een eenheid met Hem.
Gelukkig hoeven wij de eenheid van het lichaam van Christus niet tot stand te
brengen of te maken! En ook dat is genade, door Zijn  inspanningen!

Woord vandaag

‘Hoezo? Alles verbrandt?’

Er staat in 1 Corinthiërs 3:10-17 te lezen, dat de werken die de vuurproef niet
kunnen doorstaan, hout hooi en stro, bij de bema zullen verbranden. Alle
werken die naar het vlees waren, hoe mooi en vroom ze ook waren, als het
niet het werk van de Heer was, dan verbrandt het. En de gelovigen zullen er
blij om zijn, want wat echt is en waarde heeft zal het vuur kunnen doorstaan.

‘Maar, hoe kun je dan weten welk werk nuttig is en door het vuur komt?’

Als het werk echt tot opbouw van de gemeente, het lichaam van Christus is,
zal het blijven bestaan. Als er in overeenstemming met de regels gestreden
is, zal het standhouden. Als er echter gewerkt is met de waarheid die niet voor
vandaag, maar voor een andere tijd gold, zal dat de toets niet kunnen door-
staan. Daar waar de Thora gelegd wordt op mensen die al onder de genade van
God leven, is het geen werk dat opbouw van het lichaam van Christus is.

‘Men plaatst dan heidenen onder het oude verbond van de letter dat alleen
destijds op Israël gelegd was.’

Daarom is Paulus uiterst fel in Galaten. Hij verbindt zelfs het begripboze aion’
met de inhoud van de Galatenbrief. Dat is nogal wat. Paulus stelt dan ook zon-

der er verder doekjes om te winden, dat de gelovige nu onder genade leeft en
niet onder de Thora. Liefde is immers het complement van de Thora. Het heeft
dan ook geen enkele zin de tien woorden (Exodus 20) elke zondag voor te hou-
den aan een kerk vol mensen. Dat is geen God welgevallig werk.

‘Nou nou nou, dat is nogal wat.’

Het kan mooi en vroom klinken, maar het heeft geen enkele zin dat voor te
houden
. Want dat kan op geen enkele manier de Thora houden. Het leidt tot
frustratie, wanhoop en teleurstelling, nog afgezien van de vrome kramp
waarin men dan terechtkomt. Het zijn lege werken die door het vlees gepro-
beerd worden, maar het leidt tot niets, behalve de uitroep: ‘ik, ellendig
mens!’ Het antwoord staat er overigens in Romeinen 7:24 en 25 gewoon bij:
Genade doet het!

Woord vandaag

‘We komen elke keer uit bij de genade van God. Dat is
toch wel een heel bijzonder evangelie.

Er verschijnen best wel wat goede boeken die dat goed toe-
lichten, maar in de praktijk blijkt het wettische denken heel
diep ingeslepen in de mens. Dat komt, omdat het hoort bij de
eerste beginselen van deze oude schepping. De zogeheten grond-
of basisprincipes van deze wereld. Daar heeft iedereen mee te
maken. Vandaar dat de wettische inslag binnen de christenheid
niet of nauwelijks door buitenstaanders opgemerkt wordt.

‘De genade zoals die is, is voor velen onaanvaardbaar.’

Je loopt er steeds tegenaan. Het gaat ook heel diep. Na het kruis
is er alleen nog genade mogelijk. Het is namelijk volbracht. Dan
hoeven jij en ik er niets aan toe te voegen. Heerlijk! Wat een ge-
weldig bevrijdende boodschap. Genade is per definitie niet te
koop. Genade is dan ook gratis, om niet. Het is ook niet verkrijg-
baar, want dan moet je het eerst verkrijgen! Het is genade als God
je oren opent en je gaat verstaan wat genade is. Dan ga je Hem er-
voor bedanken.

‘Als gelovige krijg je maar niet genoeg van die boodschap.’

Het blijft toch iets geweldigs? Sommigen zijn zo aan genade ge-
wend geraakt, dat zij zeggen: ‘ik weet het nu wel, maar nu moeten
we verder’, of: ‘je moet ook groeien in je geloof. Daarmee wordt
meestal een wat wettisch leven bedoeld. En dat is geen groei, maar
terugdraaien van de klok! We zouden groeien in de genade, en niet
de andere kant op.

‘Misschien is echt uit genade leven wel het moeilijkst.’

Dat denk ik wel. Men voegt er later of in de leer of in praktische zin
vrijwel altijd iets van ‘moeten’ bij, en dan ben je gelijk de genade kwijt.
Wat God in en door ons werkt, doet Hij door Zijn geest. Het kan nooit
zo zijn dat er menselijke inspanning aan toegevoegd kan worden. Dat
is vlees en werken naar het vlees en dat verbrandt later allemaal.

‘Verbrandt later allemaal? Hoezo?’

Wij spreken elkaar morgen weer!

Woord vandaag

‘Dat rentmeesterschap, is dat in overeenstemming met de
hemelse roeping van het lichaam van Christus?’

Het lijkt erop, dat Paulus het begrip ‘beheerder’ verbindt met
zijn apostelschap. Daarin is hij beheerder van de geheimenissen
van God (Kolossenzen 1:26). Een parallel valt te trekken met Israël,
dat geestelijke zegeningen had, waar de overpriesters en schriftge-
leerden in feite in Jezus’ dagen op aarde het beheer van hadden
moeten uitoefenen. Dat maakt Hij in Lucas 16 duidelijk. De farizeeën
en schriftgeleerden raakten hun beheer kwijt. De discipelen waren
geroepen dit voort te zetten.

‘In feite kun je stellen, dat het beheer aan bepaalde, daarvoor geroepen
mensen gegeven is.’

Als het om het lichaam van Christus gaat, werd het eerst aan Paulus en
een aantal specifieke medewerkers gegeven.  Als aan het lichaam van
Christus het gegeven is, de bijzondere waarheden en geestelijke zegenin
-gen te ontvangen,  dan berust bij dat lichaam ook het beheer ervan.
Het gaat dan om geestelijke zegen in de hemel en te midden van de heme-
lingen. Met andere woorden, het beheer heeft niet met de aarde, maar
met de hemelen te maken!

‘Zo zien we weer, dat ook daarin de christenheid op het verkeerde been
gezet
is.

Opnieuw een verdrietige constatering, lijkt mij. Zoals men in de christe-
lijke wereld voortdurend met allerlei dingen bezig is, behalve met wat er
werkelijk toe doet. Men rent in cirkels rond zonder te komen tot de bood-
schap van Paulus, die nu eenmaal alles overhoop gooit wat in de wereld
en in de christelijke wereld normaal wordt gevonden. Genade regeert.
Dat kom je in de wereld niet tegen. In de christenheid nauwelijks. Waar
hier en daar de genade even gaat flonkeren, komt meestal al snel een wat
meer wettische boodschap op de proppen. Men valt razendsnel weer uit
de genade. In Paulus’ dagen al.

Wij zijn gered in genade, onze wandel is in genade, en wij zijn geroepen
tot genade om die aan de hemelingen te tonen!

Woord vandaag

‘Zeg, hoe wordt dit ‘rentmeesterschap’ eigenlijk in christelijke kring
nader ingevuld?’

In een studie kwam ik tegen, dat men het invult vanuit het beelddrager van
God zijn naar Genesis 1:26-28 (zie de studie:Mens, kroon op Gods schepping’
onder ‘Kort en krachtig’ rechts op deze pagina). Van daaruit heeft de mens
een scheppingsopdracht van God gekregen, als gevolg daarvan een verant-
woordelijkheid als rentmeester. Het ‘vervult….onderwerpt….heerst’ uit
Genesis 1:28. Zo beschouwt men in christelijke kring het rentmeesterschap.

‘Hoe kijken wij daar eigenlijk tegenaan?’

Het begrip ‘rentmeester’ (Grieks: oikonomos) wordt genomen uit een gelijke-
nis over een beheerder (Lucas 16), wat Israël blijkt te zijn en wordt overgezet
op de gemeente vanuit een opdracht voor heel de mensheid! Dat lijkt mij wat
problematisch. Bovendien wordt in genoemde studie (en steeds als men het
in christelijke kring over ‘rentmeesterschap’ heeft) de focus gericht op het be-
houd van deze aarde … totdat de nieuwe komt.

‘Maar dat is toch wel anders gericht dan waar Paulus de Kolossenzen op richt.’

Precies, en in een studie die sterk christelijk-rentmeesterschap gericht is,
valt te lezen:

“Hoe interpreteer je dit superbrede begrip ‘rentmeesterschap’, en hoe denk je
het in je leven te gaan toepassen?

Dus: rentmeesterschap gaat over de wijze waarop wij als wereldburgers verant-
woordelijkheid dragen voor de schepping.”

Men beschouwt zichzelf als wereldburgers en niet als hemelburgers, kennelijk.
Wij zijn toch burgers van een rijk in de hemelen waaruit wij de Heer als redder
verwachten, die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het gelijkvormig
wordt aan Zijn verheerlijkt lichaam. En dat is in overeenstemming met de kracht
waarmee Hij ook het al aan zich kan onderschikken.

‘Met andere woorden: wij zijn hemelburgers en Hij draagt de verantwoordelijkheid
voor de schepping?’

Ja, zo kun je dat wel zeggen. Wij behoren niet langer aan deze wereld toe. Wij trekken
wel door deze wereld, maar dat is op weg naar ons thuis in de hemelen. Wij hebben
daar ook een gebouw, dat verheerlijkte lichaam (2 Corinthiërs 5:1-9)!
Wat je ziet, is dat christenen aan elke trend meedoen. Milieucrisis? O na verloop van
tijd doen christenen net zo hard met de rest mee om deze ‘problemen’ zo snel mogelijk
‘op te lossen’.