Woord vandaag

‘Het was wel duidelijk gisteren, dat Israël de schapen zijn,
en dat de Heer hun herder is. Hij geeft daarom aan Petrus de
herdersopdracht.’

De Heer Jezus verkondigde het koninkrijk alleen voor die schapen.
Daarom lezen we in Lucas 12:32:

Wees niet bevreesd, jullie kleine kudde! Want het heeft jullie Vader
behaagd jullie het Koninkrijk te geven.

De schapen van het toekomstige koninkrijk op aarde zullen alleen
Israëlieten zijn. Zelfs het ‘dwalende schapen’ wijst op de Israëlieten
buiten het land, verstrooid onder de natiën. Zij keren terug, of bekeren
zich tot de Herder (1 Petrus 2:25).

‘Zo kun je dat zien. Het lijkt erop, dat er niets tegenin te brengen is.
Logisch, wat mij betreft.’

Het wordt ook bevestigd in de woorden van de Heer in Johannes 10:16 :

Nog andere schapen heb Ik, die niet van deze stal zijn; ook die moet Ik
leiden en zij zullen naar mijn stem horen en het zal worden één kudde,
één herder.

Die ‘nog andere schapen…die niet van deze stal zijn’ zijn de schapen die
verstrooid zijn onder de natiën. Ook Israëlieten.
De ‘stal’ is Israël met de muren van inzettingen, de kudde betreft hen die
luisterden naar de Heer en Hem uit de stal volgden. Sommigen in de ver-
strooiing werden door Petrus’ brieven bereikt en hoorden ook bij de kudde
en volgden de Heer samen met de anderen in het land.

‘Maar, gebruikte Paulus het woord ‘kudde’ weleens?

In Handelingen 20:28 in Milete. Dit lijkt een algemene aanduiding, zonder
directe verwijzing naar de woorden van de Heer in Johannes 10. Daarnaast
gebruikte Paulus ook het woord ‘herderen’ in samenhang met ‘gemeente
van God’. Dit ‘gemeente van God’ heeft een hele brede toepassing, en hij ge-
bruikte die in de eerste periode van zijn bediening, toen hij nog ‘Saulus’
genoemd werd; zie onder andere 1 Corinthiërs 15:9 en Galaten 1:13.

‘Hoe bedoelde Paulus dat dan in Handelingen 20?’

Dat hij woorden als ‘kudde’ en ‘herederen’ gebruikt, past in de beeldspraak
bij de ‘grimmige wolven’ die binnen zouden komen en de kudde niet zou-
den sparen nadat Paulus definitief vertrokken was.

‘De grimmige wolven zijn de judaïsten?’

Daar lijkt het wel op, en gedachtig aan de indringende woorden uit
2 Timotheüs 1:15 ‘allen in Asia hebben mij verlaten’, kun je denken aan
het onder de wet gebracht worden. Maar wij leven onder genade!

Woord vandaag

Petrus kreeg dus twee opdrachten van de Heer; de koninkrijks-
opdracht (Mattheüs 16) en de herdersopdracht (Johannes 21).

‘Volgens mij is de herdersopdracht niet zo bekend. Voor mij is dat
geen duidelijk plaatje. Meestal is die koninkrijksopdracht meer in
beeld en past men die toe op de gemeente van vandaag.’

De herdersopdracht van Petrus is wel een andere dan die van het
koninkrijk, maar er is natuurlijk wel sprake van een sterke onder-
linge samenhang, ze hebben met elkaar te maken.

Vanaf het begin leidde de Heer zijn volk als schapen en was hun gids
door de woestijn heen, waar zij als een kudde doorheen trokken,
zo lezen we in Psalm 78:52 :

Hij liet zijn volk als schapen optrekken,
leidde hen als een kudde door de woestijn.

Hij was hun herder; Psalm 23:1; 80:2

De Heer is mijn herder en:

Herder Israëls, neem ter ore!
U, die Jozef leidt als schapen

Zij waren de schapen van Zijn weide (Psalm 79:13):

Dan zullen wij, uw volk en de schapen die Gij weidt,

U voor altoos loven

Zij zijn de schapen van Zijn hand (Psalm 95:7; 100:3):

want Hij is onze God, en wij zijn het volk dat Hij weidt,

de schapen zijner hand en:

erkent, dat de HERE God is;
Hij heeft ons gemaakt, en Hem behoren wij toe,
zijn volk, de schapen die Hij weidt.

Maar als schapen waren zij gaan dwalen en zij keerden zich naar hun
eigen weg (Jesaja 53; Jeremia 50:6; Ezechiël 34:1-31).

‘O ja, dat Ezechiël 34 gaat over die valse herders, die alleen maar op
zichzelf gericht waren en niets voor de kudde over hadden.’

Ja, en toen de grote, ware herder kwam, stuurde Hij zijn discipelen
naar de verloren schapen van het huis van Israël. Petrus herinnert
hen daaraan in 1 Petrus 2:25 :

Want gij waart dwalende als schapen, maar thans hebt gij u bekeerd
tot de herder en hoeder van uw zielen.

‘Is allemaal erg duidelijk. Israël is als een kudde schapen. En de Heer is
hun herder.’


Woord vandaag

‘Die Petrus. Eerst zijn Heer verloochenen, daarna toch in de bediening.
Bijzonder dat we zo de genade van de Heer zien.’

Het is een voorbeeld hoe God met alle mensen handelt. Iedereen ver-
speelt eerst alles, daarna kan Gods genade, barmhartigheid en liefde
getoond worden. Tegen de donkere achtergrond van de zonde en het
kwaad!

‘En? heeft Petrus zijn bediening uitgevoerd?’

Dat kun je wel zeggen, ja. De Heer zei tegen Petrus in het bijzijn van de
andere discipelen (Johannes 21:18,19):

18 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg je: Toen je jonger was, omgordde je jezelf
en je ging waar je wilde, maar wanneer je eenmaal oud wordt, zul je je
handen uitstrekken en een ander zal je omgorden en je brengen, waar je
niet wil.
19 En dit zei Hij om te kennen te geven, met welke dood hij God verheerlijken
zou. En dit gezegd hebbend, sprak Hij tot hem: Volg Mij.

Petrus had zich omgord met zijn opperkleed toen hij overboord sprong om
naar de Heer te gaan. De Heer zegt nu dat Hij Petrus kent. Petrus’ woorden
waren door de Heer gehoord, Hij wist dat Petrus Hem liefhad. Zelfs dat wat
Petrus had gezegd over Hem te volgen tot in de dood (Mattheüs 26:33-35)
zou werkelijkheid worden. Petrus zou de Heer niet alleen volgen in de her-
derlijke bediening van het koninkrijk van de hemelen, maar ook in de manier
waarop hij zou sterven!

‘Petrus heeft de bediening in verband met het aardse koninkrijk dus uitgevoerd.’

Dat kun je wel zo zeggen. Want Petrus schrijft in zijn tweede brief aan zijn
gelovige
volksgenoten:

1:14 want ik weet, dat het afleggen van mijn tent spoedig komt, zoals ook onze
Here Jezus Christus mij heeft doen weten.

Petrus liep zijn loopbaan en aan het einde overkwam hem de dood als martelaar,
door kruisiging (althans volgens de overlevering) met het hoofd naar beneden,
in Rome. Maar hij schreef zelf dat hij in Babylon verbleef (1 Petrus 5:13).

‘Maar we kunnen wel zeggen, dat Petrus zijn opdracht uitvoerde en de gelovigen
van Israël herderde,terwijl hij de sleutels van het koninkrijk van de hemelen op
aarde hanteerde.’

In feite kun je niet anders dan dat concluderen, en is de scheidslijn tussen de
bedieningen en evangeliën van Petrus en Paulus niet vaag, maar scherp.

Woord vandaag

‘Nu gaat het zeker over Johannes 21, dat de Heer Petrus de vraag stelt
of hij Hem liefheeft?’

Toen de Heer hem aankeek (Lucas 22:61), huilde Petrus bittere tranen.
Moeilijk moment voor hem, maar daar leerde hij de grote les waarvan
hij in zijn eerste brief (5:5-7) getuigt, en heeft met genade te maken:

5 Omgordt u allen jegens elkander met nederigheid, want God weerstaat
de hoogmoedigen, maar de nederigen geeft Hij genade.

6 Vernedert u dan onder de machtige hand Gods, opdat Hij u verhoogt te
Zijner tijd.
7 Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u.

De bittere tranen waren uiterst kostbaar in Gods ogen. Wat een bijzondere
tederheid blijkt uit de woorden van de Opgestane, als Hij de boodschap
van Zijn opstanding stuurt aan de discipelen en aan Petrus! (Marcus 16:7)

‘Geen veroordeling. Dat blijkt uit deze woorden. Genade! Mooi hoor!’

Er volgt nog wel iets. Petrus is gaan vissen, samen met zes anderen.
Maar de Heer riep hen en toen zei Hij: vanaf heden zullen jullie mensen
vangen
! (Lucas 5:10). En nu, na de opstanding, vissen ze met z’n zevenen
en vangen niets. Toen hoorden ze de stem die zei: Kleine kinderen, hebben
jullie niets te eten
? (Johannes 21:5).

‘Oh ja, en dan zegt Hij dat ze hun netten aan de rechterkant (stuurboord)
moeten uitgooien en dan vangen ze 153 vissen, terwijl het net helemaal
vol zit. Ik zou zó graag eens willen weten wat die 153 nu te betekenen heeft!’

Als dat gebeurd is, weet Johannes dat het de Heer is. Hij komt het eerst aan
land en helpt de anderen met de vis. Maar al die inspanningen waren niet
nodig om zelf te kunnen eten, want de Heer had zelf al voorzien in wat nodig
was. De maaltijd was al klaar! Mooi beeld van het lichaam van Christus, dat
zelf geen enkele inspanning hoeft te verrichten, omdat zij leven van dat wat
Christus Jezus geeft: genade! Het is Zíjn zorg en Zíjn voorziening waardoor
wij leven!

‘Ook geweldig, dat Petrus -ondanks de verloochening- door de Heer tóch de
opdracht ontvangt om herder van Israël te zijn.’

Dat is uiteraard ook genade. Hij ontvangt drie aanwijzingen, die met het
herderschap over de schapen van Israël te maken hebben.

Hij zeide tot hem: Weid mijn lammetjes (Johannes 21:15).

Hij zeide tot hem: Hoed mijn schapen (Johannes 21:16).

Jezus zeide tot hem: Weid mijn kleine schapen (Johannes 21:17).

Petrus wordt op deze manier in de bediening gesteld. De Heer
gaf Hem genade, Petrus was verootmoedigd.