14 maart 2018
‘Het zondoffer als type?’
In zekere zin wel, maar van een andere
kant bekeken niet. De dieren leden niet
wanneer zij stierven. Zij moesten vlekke-
loos, zonder gebrek zijn. Zo waren zij ty-
pen van de zondeloze Zoon, waarbij ook
in Zijn mond geen bedrog was. Het lijden
werd echter niet hun deel, maar uitdruk-
kelijk wél bij de Zoon.
‘De dood was bekend in de offerdienst.’
Dat betrof dan wel dieren zonder gebrek.
Er was dan geen reden om die te doden.
En juist die werden wel geofferd, God tot
aangename geur. Zo ook bij de Vervuller
van die typen: de Heer Jezus Christus was
zonder zonde. Pilatus zei: ‘ik vind geen re-
den in deze Mens’ (Johannes 18:38; 19:4,
6), nadat Hij door het Sanhedrin aan deze
Romein was overgeleverd.
‘Hij was zonder gebrek.’
Toch moest Hij sterven. Dat was op zich
al een zonde. En precies Gods methode
om de zonde van de wereld op te heffen.
Zonde voor zonde. En zoals bij Abram en
Saraï het met hun dode lichamen begon,
begon het ook met het dode lichaam van
de Heer Jezus. Mooie parallel: in beide si-
tuaties gaf God het onmogelijke: leven uit
de doden!