Woord vandaag

‘De duisternis is de nacht, ook daarin is licht.’

De sterren werden door de Schepper gesteld op de vierde
dag; in Genesis 1:16 staat, dat Hij het grote licht en het kleine
licht maakte om te regeren over de dag en te regeren over
de nacht. Dus het lijkt erop, dat de zon en de maan speciaal
gemaakt werden voor de tweede tot en met de vierde eon.
Als gevolg van de duisternis. Er moest scheiding gemaakt
worden tussen dag en nacht.

‘Er staat toch nog meer in Genesis 1:16?’

Ja, een kleine toevoeging waar je makkelijk overheen leest:

en de sterren

Daarvan zegt Alueim niet, dat Hij ze maakte. Ze waren er al, in
de eerste eon geschapen. Zij wijzen naar de geestelijke mach-
ten, die figuurlijk als morgensterren worden aangeduid. Ook
die geestelijke machten waren in de Zoon in de eerste eon ge-
schapen. Er is gezegd, onder meer door dr. E.W. Bullinger,
dat de boodschap van het evangelie in de sterren te lezen is.

‘Het goede nieuws stond in de eerste eon al in de sterren?’

Dat zou best eens kunnen. Want ook Christus was als een smet-
teloos en onbevlekt Lam tevoren gekend, vóór de nederwerping
van de wereld (1 Petrus 1:19, 20). De hemelse machten hebben
Hem misschien wel als zodanig gekend in eerste eon, al was het
alleen al door de prediking van de sterren!  

Woord vandaag

‘De duisternis bleef ook vanuit de eerste eon.’

Het Hebreeuwse woord dat met duisternis vertaald wordt in
Genesis, betekent terughouden. Het wijst erop, dat het licht
wordt tegengehouden. Bij de aanvang van de tweede eon
noemt Alueim (God, Onderschikker-s) de duisternis nacht.
En die zal blijven tot de eon van de nieuwe hemel en nieuwe
aarde, want Johannes ziet en schrijft:

daar zal geen nacht zijn                                 Openbaring 21:25

en er zal geen nacht meer zijn                     Openbaring 22:5

‘Dat is in het nieuwe Jeruzalem.’

Jawel, dan zullen God zelf en het Lam die stad verlichten, en
dan is geen zon of maan meer nodig. Of dat dan voor heel de
nieuwe aarde en de nieuwe hemel geldt staat er niet, maar
dat zou zomaar kunnen. In elk geval noemde Alueim de tijd
waarin het licht tegengehouden wordt, nacht (Genesis 1:5).

‘Dus die blijft een rol spelen tot de vijfde eon.’

Ja en als beeld van de geestelijke duisternis zegt het ons, dat
die ook zal blijven tot de vijfde eon. In elk geval zijn wij, als
leden van het lichaam van Christus, geborgen uit de volmacht
van de duisternis. En Hij zet ons over in het koninkrijk van de
Zoon van Zijn liefde. Nu. Dat is geen aards koninkrijk, maar
een geestelijke regering van Hem over ons. Wij horen bij Hem.

‘Die geestelijke duisternis had te maken met machten?’

Door de rebellie in de eerste eon kwam ook duisternis. Dat
heeft met de tegenstander te maken. Die werkt door in de
schepping en typeert de geestelijke duisternis waarin de mens
kwam. De mens kwam eerst in de tweede eon naar 
voren.
De tegenwerker was het middel om die mens in de 
geestelijke
duisternis te brengen. 

Woord vandaag

‘De machten en krachten zijn voor ons onzichtbaar.’

Je merkt de uitwerking van hun activiteiten wel. Vandaag de
dag is er veel activiteit in het geestelijke bereik. Veel mensen
zien de onrust en de chaos toenemen, ze hebben geen houvast
meer. Dat geeft God wel, maar op Zijn woorden, die geest en
leven zijn.

‘De mens is een bijzondere schepping van Vader.’

Jawel, en de hemelingen zijn er waarschijnlijk verwonderd
over geweest. De orde die God in de chaos bracht, was beperkt.
Het lijkt net –als je Genesis 2 en 3 leest- dat God al wat nodig
was deed om de mens op aarde te scheppen. Daarom was alles
goed en zelfs zeer goed.

‘De mens was in de eerste eon afwezig.’

Het was echter noodzaak geworden. Er moest iets beslissends
gebeuren nu er onder de hemelingen een opstand tegen God
was ontstaan. Dat had mogelijk ook te maken met de soeve-
reiniteit over de aarde. Daarop zou heel wat gaan gebeuren
onder invloed van de hemelse machten. In de eerste eon was
onder hen het nodige gebeurd waardoor duisternis ontstond,
ofwel het licht werd teruggehouden.

Woord vandaag

‘Ja, er moet een oorzaak zijn van al die tegenstellingen.’

Kennelijk werd na de schepping van de aarde, waarvan de heme-
lingen vermoed moeten hebben dat het iets bijzonders was, de
tegenstander als zodanig geschapen. En die kon niet anders dan
het werk doen waarvoor hij geschapen was. Er ontstond rebellie.
Waarschijnlijk had dat van doen met de aarde.

‘De aarde werd strijdtoneel?’

In elk geval lezen we als resultaat van de gebeurtenissen in de
eerste eon, dat de aarde een chaos was geworden. Zonder dat we
hier ook maar iets ontlenen aan Griekse mythologie! En de aarde
werd tohu va bohu, woest, leeg, verlaten. Er was overal water.
Alles was door water ondergestroomd. Resultaat van gericht.

‘Later was ook de slang in de hof.’

Nou ja, er staat nachasj in het Hebreeuws, en dat kan ook ‘de
lichtende’ betekenen. Of dat letterlijk of figuurlijk was, wij weten
het niet. En die zorgde in elk geval voor geestelijke duisternis,
want misleidde de vrouw door het woord van God te verdraaien.
Daardoor raakte zij in verwarring (denk eens aan Galaten 1:6,7)
en kwam op een dwaalspoor in haar denken over God. Dat is de
wortel van de zonde.

‘Dat betekent, dat de tegenwerker was gebleven.’

En zo bleven meer schepsels uit de eerste eon bestaan en ging-
en hun rol in de tweede en daaropvolgende eonen vervullen.
Denk eens aan de hemelse machten; die zijn ook gebleven. Het
zijn geesten, en daarom sterven zij niet. Dat is een andere hoe-
danigheid, die bestond vóórdat de mens geschapen werd!   

Woord vandaag

‘In de Zoon de hemelse machten geschapen. Machtig.’

De sterren werden ook al in de eerste eon geschapen. Je zou kun-
nen zeggen, dat er in aanvang een rangorde aan machten en krach-
ten was, die op een of andere manier in de schepping hun functie
vervulden. De aarde was er nog niet, de tegenstander nog niet, wel
de sterren(stelsels). Centraal in de schepping de Vader. De Zoon als
hoogste boven alle anderen.

‘Eigenlijk bestonden toen alleen de hemelen.’

Ja, en de relatie aarde en hemelen bestond nog niet. Wanneer we
echter de sferen rond de aarde de hemelen noemen, dan bestonden
ook die nog niet toen de aarde nog niet bestond. Dat in begin van
Genesis 1:1 wijst naar het specifieke begin van de hemelen en de
aarde
 niet per se naar het begin van de eonen.

‘Tsjonge, we gaan wel diep op dit alles in.’

Je moet dat wel als conclusie verbinden aan wat we tot nu toe gevon-
den hebben. Toen de aarde geschapen werd, juichten de morgenster-
ren, de hemelse machten en krachten. Zij zagen dat iets bijzonders ge-
maakt was. Voor zover we nu weten, bestaat er geen andere plaats
waar zo’n klimaat, zo’n dierenrijk kan bestaan dan de aarde.

‘Die werd geschapen – helemaal naar Gods plan.’

Het was de perfecte plaats waar een bijzondere schepping van God
op gezet zou worden: de mens. Maar eerst schiep God, als iets, dat
in Zijn diepste raadsbesluit nodig was, de tegenstander. En daarmee
gebeurde iets in het geestelijke bereik, dat later in voor een mens
zichtbare schepping duisternis zou brengen. Daar wijst de apostel
onder meer op, en schrijft in 1 Corinthiërs 2:7 :

wij spreken Gods wijsheid in een geheimenis; wijsheid die verborgen
was, die God voorbestemde, vóór de eonen, tot onze heerlijkheid