‘Ook in Hebreeën vinden we dus bijzondere uitspraken over de Zoon.’
Ja, en het volgende wat over Hem gezegd wordt, is:
Hij is de afstraling van Zijn heerlijkheid
Dat gold voor Hij Mens werd en nadat Hij uit de doden is opgewekt. Tijdens Zijn
vernedering op aarde had Hij gestalte noch heerlijkheid (Jesaja 53:2). En men
zou liever het gezicht van Hem afwenden dan naar Hem kijken (Jesaja 53:3), toen
Hij leed en zuchtte om alles wat Hij om Zich heen aantrof. Innerlijk verdrietig over
de afwijzing van Zijn woorden en van Hem zelf door de Zijnen. Zo wandelde Hij.
‘Dan moet het verschil nu wel heel groot zijn.’
Wanneer je bedenkt, dat Saulus drie dagen blind was van het felle licht dat op
hem straalde, dan besef je iets van de heerlijkheid die Hij nu heeft. Hij is afstra-
ling van de heerlijkheid van God. Hij is aan de rechterhand van God gezet, boven
alle (geestelijke) overheid en macht. Hij staat boven de hemelse rangorde. En wij,
als leden van Zijn lichaam zijn met Hem verbonden in die positie.
‘Ja, als ik daar aan denk, ben ik verwonderd over wat Hij geeft.’
Het is ook de redding in genade. Gratis dus. We konden en kunnen er niets voor
doen. Wij zijn geredden in genade, niet in wet. Er zijn geen voorwaarden aan ver-
bonden. Wij hebben met Zijn leven eonisch leven ontvangen. En dat is een genade-
geschenk in Christus Jezus (Romeinen 6:23). Daar konden wij niets voor doen en
dat kunnen wij nooit verspelen door ons gedrag. Dit te zeggen is geen aanmoedi-
ging voor het vlees, maar een reden tot diepe dankbaarheid aan Vader!