‘Op hem gericht leven, Zijn woord heb je nodig.’
Gods woord is het kostbaarste bezit van de mensheid. Zonder dat zouden we in
totale duisternis zijn. Kunnen we ons niet voorstellen. Mensen die uit de volsla-
gen geestelijke duisternis komen, weten van dat enorme licht, dat Gods woord
verspeidt. Het evangelie van de heerlijkheid van Christus verlicht ons hart. Het
is iets, dat niemand ons ooit kan afnemen, hoewel de tegenstander, de god van
deze eon, gelovigen ervoor probeert te verblinden.
‘Heb je dan ook ongelovige gelovigen?’
Dat is een tegenstelling. Maar als je luistert naar wat de Heer tegen de Emma-
üsgangers zegt, dan waren zij dat ook. Ongetwijfeld waren het gelovigen, maar
ze waren verdrietig. Emotioneel. Daarom drong onvoldoende tot hen door, dat
Hij ook opgewekt zou worden op de derde dag. Dat had Hij gezegd, en dat had
hen niet bereikt, of zij begrepen het eerst niet.
‘Zij geloofden niet alles.’
Nou, daar heb je het. De Heer zegt tegen ze, dat zij ongelovig en traag van hart
waren te geloven al wat de profeten gezegd hadden. Hij legde hen verder de
Schrift uit, al wat op Hem betrekking in heel de Tenach (OT). Zowel de Thora,
de Profeten als de Psalmen spreken over Hem, die komen zou. En dat is in één
woord: ge wel dig!
‘We ontmoeten Hem op elke bladzijde van de Bijbel?’
Ja en dat is toch heel erg fijn? Wie kun je beter ontmoeten? Hij komt naar ons
toe, steeds weer wijst de Schrift, in beelden, typen en profetieën naar onze
Redder en Heer: Christus Jezus. Hij, die mens werd en in nederigheid en oot-
moed diende. Hij, die zonder zonde was en toch gekruisigd werd. Hij, die aan
het kruis om vergeving voor Zijn vijanden bad. Hij werd opgewekt door Vader
op –inderdaad- de derde dag. Dat houdt dus een belofte in, dat allen zullen
leven, wat Hij ís de Opstanding en het Leven!