Woord vandaag

‘Heerlijk, dat wij zo in Christus Jezus geborgen zijn.’

Ja, dat is onze identiteit als gelovigen: wij zijn in Christus Jezus.
Romeinen 8:1 stelt, dat er dan nu geen veroordeling is voor hen die in Christus
Jezus zijn, niet naar het vlees wandelen zij, maar naar de geest. Later zegt de
apostel in dit machtige hoofdstuk, dat niets ons kan scheiden van de liefde van
God, die in Christus Jezus is. Dan ben je helemaal omsloten door de liefde van
de Vader, die je riep in overeenstemming met Zijn voornemen.

‘Machtig. Wat een geweldig evangelie!’

Dat is wat wij nodig hebben, steeds dat weer te horen, opdat ons geloof op-
gebouwd wordt en wij steeds dieper beseffen wat dat betekent. We kunnen
misschien voor ons gevoel het weleens kwijt zijn, of even vergeten zijn, maar
Hij vergeet dat niet! Wij weten nu, dat God alles samenwerkt tot het goede, voor
hen die God liefhebben, die naar Zijn voornemen geroepenen zijn.

‘Dat is ook zo’n bijzondere uitspraak uit Romeinen 8.’

Daar kun je op bouwen hoor. Zo is het en niet anders. Wanneer dat besef tot
ons doordringt begint God er niet mee. Welnee. Hij was in het verleden al bezig
alles samen te doen werken tot wat Hij goed vindt! Er staat: God werkt alles samen
en dat gaat dus boven ons uit. Wij kunnen allerlei plannen maken en dingen tevo-

ren willen bepalen, maar God is het, die het vaak zo anders leidt in ons leven. En
dat zal uiteindelijk tot Zijn eer zijn, en blijken te zijn: uit Zijn liefde

Woord vandaag

‘Die barmhartigheid van God he, ik raak daar maar niet op uitgekeken.’

Het wonderlijke is, dat de weerspannigheid en koppigheid van de mensen en
hemelingen Hem niet kan stoppen. God ís liefde en dat is Bron van al Zijn hande-
len. Hij kan het er niet bij laten zitten, dat Zijn schepselen weerspannig zijn. Het
gericht of de gerichten die Hij inzet, zijn nooit eeuwig, maar altijd tijdelijk en
tot correctie. Vader beoogt het herstel van Zijn schepselen.

‘De weerspannigheid kan Zijn gerichten niet weerstaan?’

Wanneer God ingrijpt door gerichten en genade, leidt dat altijd tot uiteindelijk
herstel van degenen die Hij liefheeft. En later zal blijken, dat niemand buiten
Zijn liefde kan vallen. Net zoals de herder het 100e schaap opzoekt om de kudde
compleet te maken, zo zoekt Vader degenen op die onderweg verloren waren.
Daarom kwam de Zoon van Adam, Jezus Christus, om te zoeken én te redden
wat verloren was. Als Hij als erfgenaam van de troon van Adam het verlorene
zoekt, dan is dat heel de mensheid.

‘Hij is het Hoofd van de familie en verlost de hele familie?’

Daarom was het onderricht over de goël, de losser, opgenomen in de Thora.
Dat verwijst profetisch en typologisch naar de grote Verlosser en Goël: de
Heer Christus Jezus, die op aarde kwam met een missie. En die zal slagen ook!
Hij zal uiteindelijk alle tranen van de ogen wissen. Eens zal het verdriet dat
er is omgezet worden in blijdschap wanneer de tweede dood buiten werking
gesteld is en allen in Christus levendgemaakt blijken te zijn!

Woord vandaag

‘De wegen die God gaat, zijn soms moeilijk te volgen.’

Als het gaat om het samengaan van de wijsheid en de kennis van God, dan
roept hij uit: hoe ondoorgrondelijk zijn Zijn gerichten!
Wanneer we het tekstverband van Romeinen nemen, dan zien we hoe God in het
gericht komt met Zijn volk Israël. Het volk wordt met blindheid geslagen. En dat
roept allerlei vragen op. Het is God, die een geest van verdoving over het volk
heeft gebracht. Als gevolg van hun verwerping van Hem zelf, van de Messias die
Hij stuurde en van de heilige geest.

‘Hij zette het volk op een zijspoor, tijdelijk, als het gaat om lichtdrager zijn?’

Ja. Het licht ging naar de andere volkeren. Het woord van God inclusief de Griek-
se Schrift werd onder de natiën bewaard en de christelijke volkeren droegen het
licht van het woord van God onder zich. Maar zij raakten in de afgelopen 200 jaar
sinds de verlichting in duisternis. Zij zagen het woord van God niet langer als het
woord van God, maar gingen het opvatten als een woord van mensen over God.

‘Daarom zijn zij nu in duisternis gekomen?’

Zeker. Het christendom raakte onderweg steeds meer licht kwijt. Allerlei le-
ringen van mensen en demonen werden belangrijker dan het woord van God
zelf. Daarom trad God ook in het gericht met de natiën, in zekere zin, en ver-
dwijnt de lichtdrager functie bij hen om straks terug te gaan naar Israël. Dit wordt
door de apostel uitgebeeld in de beeldspraak van de olijfboom. De weerspannig-
heid van Israël bracht ongelooflijke zegen naar de natiën. Nu de natiën op hun
beurt ook weerspannig blijken, zal God uiteindelijk over allen barmhartig zijn!

Woord vandaag

‘Ja indrukwekkend, dat einde van Romeinen 11.’

Het is zeker een geweldig slotakkoord van dat deel van de brief. En het reikt ook
de sleutel aan voor het volgende gedeelte. Paulus roept uit, in verwondering, dat
de diepte van rijkdom, wijsheid en kennis van God in het evangelie naar voren
komen. De wegen die Hij gaat met Zijn volk en de volkeren leiden ertoe, dat Hij
alle eer zal ontvangen. Wij zijn bevoorrecht, dat wij iets ervan mogen verstaan.

‘Na alles wat hij geschreven heeft roept Hij een lofzang uit.’

Als hij nadenkt over wat hij heeft mogen opschrijven, dan kan hij niet anders dan
God alle lof en eer brengen. Paulus erkent God als God. Dat zouden ook wij doen.

O diepte van rijkdom en wijsheid en kennis van God!

Roept de apostel vervolgens uit. De diepte van rijkdom van God komt tot uiting
in het evangelie. Dat evangelie spreekt van de onvoorstelbare voorraden aan lief-
de en (dus ook) genade van God. Die rijkdom, daarover verwondert hij zich. En wij
met hem.

‘En die voorraden zijn onuitputtelijk?’

We kunnen eruit blijven putten, net zo als uit het Woord. Het zal nooit op zijn.
Hoe meer mensen steeds meer liefde uit God putten, hoe meer dat zal blijken te
zijn. Het is als met de wonderlijke spijziging. Eigenlijk maakte het niet uit hoe
veel mensen er waren; 4000 of 5000. Er was door Zijn hand brood genoeg. En zo
is er voor de mens Woord genoeg. Voor ieder mens. Zo is er ook liefde van God
genoeg. Voor iedereen!

Woord vandaag

‘Mooi ja, dat einde van Romeinen 11.’

We mogen God kennen als Hij, die alles op Zijn plaats zet. Ook de weer-
spannigheid of koppigheid van Israël en de volkeren moet Zijn plaats heb-
ben. Waar men vaak aan voorbij gaat, is dat God allen samen insluit (naar-
binnen) in weerspannigheid. Wij kunnen mensen al snel veroordelen om
hun tegenstand, om hun onbegrip en hardnekkigheid. Maar uiteindelijk is
dit iets, dat God bewerkt.

‘Moeilijk te verteren hoor. Men schrijft dit al snel aan de satan toe.’

Dat is hét voorbeeld van weerspannigheid of hardnekkigheid. Maar hij kán
zijn nek niet buigen. Hij is gemaakt om weerspannig te zijn. En krijgt van God
een zekere ruimte om zijn weerspannigheid te etaleren als het ware. Zo zal
hij na de 1000 jaren de volkeren verleiden, Gog en Magog, om tegen de stad
op te trekken en oorlog te voeren. Dan blijkt, als hij voor korte tijd losgelaten
is, zijn koppigheid tegen God en Zijn Gezalfde.

‘Ja, bijna ongelooflijk dat men na 1000 jaar shalom toch weer verleid wordt.’

Ook dan blijkt, dat het menselijke hart vaak krom is. Is te misleiden. Is te bui-
gen, in negatieve richting. Weerspannigheid blijkt ook dan. Het is een van de
lessen, die God de mensheid leert. En ten diepste blijkt de tegenwerker een
instrument in Gods hand te zijn. Hij moet dat doen waarvoor hij geschapen is.
Daarmee is God niet de auteur van de zonde. Maar de zonde is wel een nood-
zaak in Zijn plan. Het loopt God niet uit de hand!

‘De weerspannigheid is dus ook noodzakelijk.’

Dat moet er zijn. Want het vers in Romeinen 11:32 gaat verder:

opdat Hij allen barmhartig zal zijn

Geen voorwaarde gesteld. Het schepsel hoeft niet eerst iets te doen, berouw
tonen of zich eerst bekeren of iets aangenaams voor God. Niets van dat alles.
Het is juist de weerspannigheid van al die hardnekkige mensen, die Gods mede-
dogen en barmhartigheid voor de mensen zelf wekt. God keurt de zonden af,
maar heeft de zondaar lief. God wijst weerspannigheid als zonde aan, maar
heeft de hardnekkige lief, niet zijn/haar hardnekkigheid. Het moet er alles zijn,

opdat Hij allen barmhartig zal zijn.