Woord vandaag

‘Wat een evangelie he. Efeziërs ademt volle genade van God.’

Alle reden om God te danken voor al die heerlijkheid die Hij om niet
geeft. Ongelooflijke rijkdom voor ons. En wij mogen die rijkdom door-
geven aan de hemelse machten en krachten. We zijn degenen, die de
hoogste plaats met Christus Jezus in de schepping innemen. Hoger dan
dat kan niet. Dat zouden we ons wel bewust zijn. Het evangelie van de
verlaten apostel is heel wat. Geeft antwoorden op vragen die veel men-
sen hebben. De diepten van Gods liefde en wijsheid bekendgemaakt!

‘Men maakt soms een hoop herrie als het gaat om goede werken doen.’

Soms gaat dat zo. Binnen de Galaten was ook veel onrust veroorzaakt
door mensen die anders leerden dan wat Paulus hen als evangelie ge-
bracht had. Opmerkelijk genoeg noemt vers 10 van Efeziërs 2 de goede
werken, maar dan moet je wel heel het vers en dat binnen het verband,
lezen. In het voorafgaande vers (9) staat, dat de redding niet uit werken
is, opdat niemand zich beroemen zal. Dat is voor velen een aanstoot.

Zij kunnen niet genade waarderen, omdat het hun eigen werken uit-
sluit, geen roem voor de mens maar alle roem voor Vader!

‘Ja, erg fijn. Het doet goed dat te horen. Alle eer voor de Vader.’

We hebben nog geen idee hoe groot de genade van God is. En hoe diep
Zijn liefde blijkt te zijn. In vers 10 gaat het verder met weer een nieuw,
kostbaar gezichtspunt:

Want Zijn maaksel zijn wij die geschapen worden in Christus Jezus voor
goede werken, opdat wij daarin zullen wandelen.

Wat geweldig is dit. Wij kunnen niet onszelf maken, niet beter maken,
we hebben niets in te brengen. Wij zijn Zijn maaksel! Laat dit diep in
ons hart en wezen doordringen. Wij zijn het werk van Zijn handen, en
het resultaat van Zijn doen. De uitwerking van Zijn woord. Grote crea-
tiviteit van Zijn hart bracht ons voort. Een uitmuntende nieuwe schep-
ping, die alle verwachtingen en vermoedens overtreft!

Woord vandaag

‘Efeziërs. We zijn er op deze manier aardig lang mee bezig.’

Het is de moeite waard. De kroonbrief van de apostel, waarin zo op-
merkelijk de plaats en bediening van het lichaam van Christus wordt
uiteengezet. Gered in genade, erg fijn voor de gelovigen. Relatief
weinig gelovigen hebben in de diepte de genade van God leren ken-
nen. Meestal denkt men, dat de redding wel helemaal genade is.
Daarna begint het probleem voor velen. Hoe nu te leven? Paulus
leert, dat het ook dan genade blijft.

‘En dat is zo heerlijk. Steeds meer besef ik dat.’

We hebben van het begin af aan gezien, dat de genade overstroomt
in deze brief. Vanuit God stroomt de genade naar beneden, naar ons,
en omringt ons helemaal. Als we tekort schieten, brengt dat ons niet
in veroordeling. Genade blijft zeggen: gezegend ben je, wat je ook
zou doen, je bent in genade
. Je kunt nooit buiten Gods gunst vallen.

Het gaat zoveel verder dan de meesten kunnen beseffen, omdat het
niet gepredikt wordt.

‘Dat was Paulus’ verzuchting vermoedelijk ook, denk ik.’

Zeker als je de Galatenbrief leest. Daar is hij zeer scherp. Fel. Omdat
daar het fundament van zijn evangelie in het geding kwam: Gods ge-
nade. Het zou goed zijn, te luisteren naar die brief! Tekenend is, dat
Galaten in gemeentelijke Bijbelstudies (als er al aan echte bijbelstu-
die gedaan wordt) niet aan de orde komt. Te lastig waarschijnlijk.
Genade is het hoofdbegrip in Paulus’ brieven. Wonderlijk dat juist
de overstijgende rijkdom van Gods genade in Zijn mildheid voor ons
aan de hemelse machten getoond zal worden.

Woord vandaag

‘Wat een prachtig uitzicht hebben wij: de nieuwe schepping!’

In vers 8 van Efeziërs 2 zien wij, dat wij in genade of zelfs voor genade
geredden zijn. We leven niet alleen in genade, maar wij zijn gered
voor genade, dat wil zeggen: om die te tonen aan de hemelse machten
en krachten. Nadat we in vers 6 en 7 gelezen hebben over onze bedie-
ning, lezen we de verzen 8-10 van Efeziërs 2, waar opnieuw van die
kostbare woorden staan, die diepgaande genade spreken.

‘Ja, ongelooflijk. Kostbaar inderdaad. Weer echt genieten!’

want in genade zijn jullie geredden, door geloof, en dit niet uit
jullie zelf; het is Gods naderingsgave, niet uit werken, opdat
niemand zich beroemen zal
                                              Efeziërs 2:8,9

Geweldige woorden. We hebben een heel erg rijk evangelie. Dat is
niet uit ons, maar geheel en al uit God, de Vader. Hij is immers de
Vader van de heerlijkheid. Die lezen we onder andere hier. Uniek.
Gered in genade, door geloof. Dat is de boodschap die al lang daar-
voor in Romeinen en Galaten bekend was gemaakt. Er staat boven-
dien nog bij: en dit niet uit jullie zelf. Wat een opluchting toen we
dat voor het eerst ontdekten! Wat een ontspanning! Geen geeste-
lijke kramp meer. Léven, vrijheid, genade!

‘Ja we genieten ervan. Rijkdom en eer van onze Heer.’

En er staat nog iets bijzonders: het is Gods naderingsgave. Voorheen
kon de Israëliet een offerande (korban, naderingsgave) brengen. Bij
de priester in Israël, die diende bij de Tabernakel en bij de Tempel.
Nu is het andersom. De mens blijkt met lege handen te staan, want
iedereen is doelmisser en zondaar (Romeinen 3:9-20).
En kwam God naar de mens toe met een gave met de uitnodiging
Hem te naderen! Hij wint onze genegenheid door het grootste ge-
schenk te geven: redding in Zijn Zoon. Dat verzacht ons hart en wij
gaven gehoor aan de roepstem van de liefde van God! 

Woord vandaag

‘Indrukwekkend dat gezichtspunt wat we gisteren zagen.’

We hebben een enorme toekomst. Alles is in Gods hand. Nu al kan
niets ons scheiden van Zijn liefde in Christus Jezus. We zijn gezegend
met iedere geestelijke zegen te midden van de hemelingen, in Chris-
tus. Wij zullen Zijn liefde en genade tonen en Zijn wijsheid bekend-
maken. Boven waar Hij is zijn ook wij. Nu al in de geest en straks alle
leden van het lichaam van Christus gezamenlijk.

‘Die laatste eon moet de top zijn van alle eonen.’

Dat is de nieuwe schepping, die we gezamenlijk zullen beleven. We
zijn nu al een nieuwe schepping in Christus. Straks zullen degenen,
die al deel uitmaken van de nieuwe schepping, door ons geleerd wor-
den. Doordat wij het zijn, die diep doordrongen zijn van Zijn verzoe-
ning, wijsheid en liefde, zullen wij aan Israël het evangelie van Paulus
bekendmaken. Zo zal in die vijfde eon het koninkrijk van de Zoon van
Zijn liefde langzaam maar zeker gestalte krijgen!

‘Bijzonder. Want wij maken nu al deel uit van dat koninkrijk.’

We hebben dat voorrecht. Het gaat om een geestelijk koninkrijk, dat
pas in de vijfde eon zichtbaar zal worden voor anderen. Wat een on-
gelooflijke eon zal dat zijn! We zien uit naar die tijd, als wij samen met
de Zoon van Zijn liefde al die heerlijkheden van het unieke evangelie
van de verlaten apostel bekend mogen maken. Aan Israël, en via dat
volk aan de andere volkeren, die langzaam toegroeien naar de volko-
menheid. Leven, heerlijkheid, genade van God, zegen, licht zullen de
bestanddelen vormen van dat heerlijke koninkrijk! 

Woord vandaag

‘Zeg, wat gebeurt in de komende eonen waar Efeziërs 2:7 over
spreekt.’

In de komende eon –de dag van Ieue- waarin 1000 jaar lang de
tegenstander gebonden in de abussos (afgrond) zit, zal Gods liefde
in Zijn barmhartigheid voor Israël en de volkeren merkbaar zijn.
Het kwaad en de zonde zullen sterk teruggedrongen zijn, zodat de
shalom, het welzijn de volkeren tot rust zal brengen. Zijn kracht
en wijsheid zullen toenemend gewaardeerd worden. De aarde zal
veel meer vrucht opleveren dan nu het geval is.

‘Dat moet al een geweldige tijd zijn, veel beter dan nu op aarde.’

David zal op zijn troon zitten in Jeruzalem en regeren. De twaalf
apostelen zullen op 12 tronen zitten om de stammen van Israël
te richten. Daar zal –in onderschikking aan Ieue- rijke zegen uit-
stromen naar de volkeren. Intussen zijn wij te midden van de he-
melen bezig met de vervulling van onze hogere roeping: Zijn genade
tentoon spreiden!

‘En de laatste, de vijfde eon dan?’

Daarin zal de kennis van Ieue verder toenemen. Na het onderricht
in de vierde eon, onder meer door de offerdienst in Israël (zie Eze-
chiël 40-48), leerde het volk al meer van de wegen van Ieue en de
typologie van de offers die terugwijzen naar Golgotha. In de laatste
eon zullen zij geen priesterschap meer uitoefenen. Daar zal onder-
wijs gegeven door het volk aan de volkeren. En het volk Israël zal
zelf nieuwe diepten aan wijsheid en genade van God leren kennen.
Dat zal voor ons geen leerschool meer zijn. Wat wij van hen zullen
zien zal een herhaling zijn van wat wij al veel eerder leerden. Niet
wij zullen van hen, maar zij zullen door ons onderwezen worden!