Opdat wij weten, wat God ons in genade schenkt!

Allen mijden Hem, gelijktijdig 
werden zij onbruikbaar. Er is 
niemand die mildheid bewerkt,
er is niet tot één toe.
Romeinen 3:12

Treurige situatie van de mens
onder de zonde. Geen contact 
met God, daardoor onbruikbaar. 
Om wérkelijk het goede te doen, 
‘kanaal van zegen te zijn’ wat we
ook wel zingen, is zo onmogelijk.
Zonder echt evangelie in je hart 
kun je best humaan bezig zijn, 
alleen is dat niet tot eer van God. 
En kun je ook niet zoals God zijn: 
mild en bruikbaar. Alles wordt 
nieuw in je als God, de Vader, je 
‘grijpt’ door Zijn genade: 
je verandert van binnenuit. 

Niet één is er die begrijpt. 
Niet één is er die God echt zoekt
              Romeinen 3:11

Twee keer een absoluut niet. Is
een ernstig woord over de mens.
Die kan God niet begrijpen; die
zoekt God niet echt. Toch is diep
van binnen ‘iets’ dat ‘onrustig’ 
doet zijn. Maar de mens kan pas
echt God zoeken en begrijpen
door de inwerking van Zijn geest.
David beleed het, hij kende God,
in Psalm 139: waar zou ik kunnen
gaan? Overal is God, Zijn geest is
het die zorgt dat niemand aan de
liefde van Vader ontsnapt. 
Men erkent onze dagtekst pas, 
als zij of hij door de Schriften 
duidelijk is gemaakt hoe het zit. 
De eer, heerlijkheid aan God 
geven; dat zal ieder doen in de
voleinding. 

zoals geschreven staat:
‘Niemand is rechtvaardig, 
zelfs niet één’
    Romeinen 3:10

Paulus citeert Tenach en laat de
lezer zien, dat niemand ontkomt 
aan deze vaststelling. In Prediker 
7:20; Psalm 14:3; 53:4 lezen we 
deze dingen. Het was al bekend 
in wat eerder opgetekend was. 
Israël vergat dit regelmatig, ze 
was zich -terecht- wel bewust, 
dat ze het uitgekozen volk is. 
Dat neemt niet weg, dat ook dit
gezegd werd over allen. Ook nu
kan het voor ons een sombere 
gedachte zijn, dat dit zo is. Maar
laat dit niet het contrast zo goed
zien? De vrijkoping kán alleen in
Christus Jezus zijn. Niemand kon
dat bewerken, wat Hij bewerkte.
We hebben de Redder, God, de
Vader, nodig. En Die is liefde zal
die titel waar maken, zoals wij in
genade dat nu mogen beseffen. 

Wat dan? Zijn wij bevoorrecht? 
Geheel niet, want wij hebben 
tevoren zowel Joden als Grieken 
vastgesteld, dat allen onder de 
zonde zijn 
              Romeinen 3:9

Niemand is meer of minder als 
het om deze vaststelling gaat. In
Romeinen 2:11 schreef Paulus al
dat bij God geen aanzien van de
persoon is. Romeinen 1:20-2:10
stelde al onomstotelijk vast wat
Paulus hier in 3:9 zegt. Je kunt je
niet doen voorstaan op je komaf
(Joods zijn of niet) of je culturele 
superioriteit (Grieks – filosofisch).
De macht van de zonde beheerst
iedereen. Dat door het evangelie 
wel een en ander verandert zal in
komende hoofdstukken blijken.
De bevrijding van de gelovige in
en door het volbrachte werk van
de Zoon lezen we vanaf 3:21; dat 
geeft ons vreugde vandaag: besef
gerechtvaardigd te zijn om niet
door vrijkoping in Christus Jezus.

En het is toch niet, zoals wij 
gelasterd worden en zoals 
sommigen verklaren dat wij 
zeggen: “Laten wij het kwade  
doen, opdat de goede dingen 
komen”, over wie het gericht 
rechtvaardig is.
            Romeinen 3:8

Hoe onzinnig zijn de uitspraken 
over Paulus en zijn medewerkers.
Als je de brieven van de apostel 
leest, komt dit niet in je op. 
Dat God het kwaad gebruikt om
daaruit het goede te doen komen,
is volstrekt helder. Het is voor de
gelovigen moeilijk om uitspraken
van God zelf te accepteren als het
om het kwaad gaat. Jahweh is het
die het kwaad schept en het goede
maakt (Jesaja 45:7). Dat doet Hij 
omdat Hij alles bestuurt en leidt. 
Zijn liefdevolle hand werkt dat uit
tot wat goed is. Wij mensen zijn 
daartoe niet in staat. Lasteraars
verdraaien dit en men schuift wat
niet waar is de apostel + anderen
in de schoenen. Dan is het gericht
over zulke monden terecht. Dat 
laten we aan God over.