Laten zij echter die gelovige 
eigenaren hebben, hen niet 
verachten, omdat zij 
broeders zijn     
       
1 Timotheüs 6:2a

De slaaf (werknemer) kan het
doen van dagelijkse arbeid als
te veel of te moeilijk ervaren.
Juist in de situatie waarin de
eigenaar (werkgever) gelovig 
is, kan het lastig zijn voor de
slaaf. Men ziet dan meer van 
elkaar, iedere dag. De gelovige
slaaf realiseert zich, daar gezet
te zijn door God (de Plaatser),
Die liefde is.
Christus Jezus is ook de Heer
van de werkgever. Zo werken 
beiden voor levensonderhoud. 
De werknemer is dankbaar 
voor de kracht die God geeft, 
om tot Zijn eer te zijn, en doet
met (Gods) liefde het werk.  
De werkgever dankt God als 
gelovige eveneens. Waarom? 
Om instrument te kunnen zijn 
voor anderen; loon naar werk 
te geven om te leven.
In de grote leerschool van Gods
plan van eonen onderwijst Hij 
op deze manier wie HIJ is