Want ik reken in niets gebrekkig
te zijn geweest ten opzichte van
de voortreffelijkste apostelen.
2 Korinthiërs 11:5
Een wat ironische ondertoon:
‘voortreffelijkste apostelen’.
Onder de Korinthiërs zei men
wellicht: ‘wij luisteren ook
naar de twaalf’. Mogelijk kan
hij -mede- anderen bedoelen,
die beter konden spreken,
meer charisma hadden, druk
bezig waren.
Paulus had zelf veel arbeid in
het evangelie mogen doen,
was in niets gebrekkig geweest.
Daarvan had hij al opgemerkt:
Want ík ben de geringste van
de apostelen, – ik die niet
bekwaam ben apostel
genoemd te worden, omdat
ik de uitgeroepen gemeente
van God vervolgd heb. In de
genade van God echter ben
ik wat ik ben, en Zijn genade,
die in mij is, is niet leeg
geworden, maar overmatiger
dan zij allen heb ik mij
ingespannen – niet ik echter,
maar de genade van God
die met mij is.
1 Korinthiërs 15:9-11