Opdat wij weten, wat God ons in genade schenkt!

Groet Apelles, die beproefd is 
in Christus. Groet hen die uit de 
huisgenoten van Aristobulus zijn
         Romeinen 16:10

Apelles betekent van het Latijn
‘geroepen’. Aristobulus betekent
‘beste raad(geving)’. Neem je de
twee samen, dan zou je zeggen
dat door God geroepenen de
beste raadgeving hebben in de
woorden van God. Vooral door
het paulinische evangelie. Dan
kun je de beproevingen, die op
je weg komen, ondergaan. Net
als Apelles. En Romeinen 5 zegt
dat de beproefdheid volharding
uitwerkt. De huisgenoten van
Aristobulus zijn kennelijk ook
gelovigen en mogelijk was daar
ook een huisgemeente.

Groet Urbanus, onze 
medewerker in Christus, 
en Stachys, mijn geliefde
          Romeinen 16:9

Twee medewerkers van Paulus
in Rome als uitgeroepenen met
wie de apostel het geloof wilde
delen. En de geestelijke genade,
als geschenk, Romeinen 1:11,12.
We zijn aan elkaar als gelovigen
gegeven. Ze zijn ook geliefd zoals
alle gelovigen in Christus heiligen
en geliefden van God zijn.
En we zien elkaar aan in Christus;
kijken zoals God ook ons ziet.
In Romeinen 12:12 lees je:
aanhoudend in het gebed.
Dat is ook voor elkaar, de nood,
de verdrukkingen en het lijden.
De Heer geeft kracht daarin.

Groet Ampliatus, mijn geliefde 
in de Heer
          Romeinen 16:8

Deze Ampliatus was een goed
medewerker. Dat is af te lezen
uit: geliefd in de Heer.
De Heer is Degene Die bepaalt.
Niet alleen is daar de band van
Goddelijke liefde in Christus.
Maar ook als (kennelijk) trouw
en betrouwbaar medewerker
in de Heer was Ampliatus bezig.
Paulus was als lijdende apostel
blij met zulke medegelovigen
die naast hem stonden. Troost
en bemoediging van de Heer
zal dat voor hem geweest zijn.

Groet Andronikus en Junias, 
mijn verwanten en mijn
medegevangenen, die van
betekenis zijn te midden van 
de apostelen, en die vóór mij 
in Christus geworden zijn
     Romeinen 16:7

De dienst van Paulus bereikte
best een groot gebied.
Zo kende hij erg veel mensen,
gelovigen. De twee die hier
genoemd worden, waren zeer
betrokken bij het evangelie van
genade. Paulus noemt ze zelfs:  
mijn medegevangenen en zij
moesten dus ook kwaad lijden
met het evangelie.
Ze waren eerder dan Paulus
gelovigen, want vóór hem in
Christus geworden. Ze kregen
oren naar wat Paulus vertelde.
Geloof in Jezus, wat Hij deed
aan het kruis, is dan het eerste
dat gelovigen horen, geloven.
Het besef komt: je zonden zijn
vergeven. Later geeft God
groei en je hoort van genade,
dat je rechtvaardig verklaard
bent door God, om niet.
We danken Hem voor wat Hij
gaf, geeft en zal geven.

Groet Andronikus en Junias, mijn 
verwanten en 
mijn medegevangenen, die van
betekenis zijn te midden van de 
apostelen, en die vóór mij in 
Christus geworden zijn
     Romeinen 16:7

Andronikus (man-overwinnaar)
en Junias (jong/jeugdig) waren
verwanten van de apostel.
Mogelijk waren zij ook Joden,
verwanten in het vlees (Rom.9:3).
Misschien waren zij zelfs familie
van de apostel. In elk geval is de
geestelijke band er een die ook
met familiaire termen wordt
uitgedrukt, zoals ‘broeder’ en
‘zuster’ en ‘moeder’ of ‘oom’
in het lichaam van Christus.
Mensen raken, ook in deze tijd,
hun wortels kwijt, en hebben
het gevoel op drift te zijn.
Wat een ‘thuiskomen’ is het,
als God je geloof geeft in het
volbrachte werk van Christus!
Dan ben je helemaal thuis bij
God als je Vader.