Woord vandaag

‘We hebben die bijzondere plaats van Hem gekregen.’

We zijn in het koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde. Dat is geen
aards koninkrijk. Als dat wel zo was, zou het nu ergens op aarde
te vinden zijn. Maar dat is het niet. Het karakter van onze tijd is,
dat de geheimenissen of verborgenheden bekendgemaakt zijn aan
de leden van het lichaam van Christus. Wij, u/jij en ik zijn leden van
dat lichaam. Het beheer van het geheimenis (Efeziërs 3:9) werd in
Paulus’ gevangenschap in Rome door hem bekendgemaakt.

‘Dit koninkrijk is dus nu alleen geestelijk?’

Dat kan niet anders. Het is nergens op aarde zichtbaar. Letterlijk
is een koninkrijk een gebied op aarde, dat geregeerd wordt door
een koning. Nu Kolossenzen 1:13,14 zegt, dat wij horen bij dat
van Gods Zoon, blijkt dat dit woord ‘koninkrijk’ wordt gebruikt
als aanduiding van een geestelijke regering. De Zoon regeert wel
over de gelovigen, maar dan boven, te midden van de hemelsen!

‘Dat moet wel, anders is het heel vreemd.’

We hebben geen rijk op aarde. Dat dacht de kerk wel, die door
toedoen van Constantijn de grote destijds een staatskerk werd.
De pausen organiseerden later zelfs de vreselijke kruistochten
om het gebied van de kerk op aarde uit te breiden. Dat was een
voorbijgaan aan de inhoud van de geheimenissen, die over de af-
gelopen 2000 jaar gaan.

‘Wanneer wordt dan iets zichtbaar van ons koninkrijk?’

Dat zal ná de bazuin van God zijn. Dan is het lichaam van Christus
voltallig boven, bij de Zoon. Nadat bij het erepodium (bema) het
loon is uitgedeeld en allerlei tussen broeders en zusters is wegge-
daan, rechtgelegd door Hem, gaan wij in onze hemelse bediening.
Dan wordt daar, bij de hemelsen, in het domein wat ons is toebe-
deeld, het koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde merkbaar en voor
zover mogelijk, zichtbaar.

Woord vandaag

‘Die vrijkoping, is ook een fijn aspect.’

Ja die wordt in Kolossenzen 1 gezet in de sfeer van verzoening.
Omdat het in 1:13,14 draait om de Zoon van Zijn liefde. En de Zoon
ging door de dood heen tot verzoening van ons en heel de wereld.
Er lopen steeds twee lijnen: het bloed van Christus spreekt van wat
Hij deed en is bedoeld voor zondaren (dat wat wij deden), brengt
rechtvaardiging om niet en in Zijn bloed.

‘Daar heb je weer iets, dat opvalt.’

De andere lijn is, dat de Zoon door de dood heen ging. Dat spreekt
van wie Hij is. En het is verbonden met liefde, want Vader en Zoon
zijn innig verbonden met een onlosmakelijke band van liefde. Het
is bedoeld voor wie wij zijn/waren, namelijk vijanden. Zijn dood
brengt verzoening en levert een liefdesband op tussen Vader en
ons als zonen.

‘Ah ja nu zie ik het. In Kolossenzen 1 zien we de Zoon.’

En het vervolg tot en met vers 23 staat in het teken, de verbinding
met Vader door de Zoon van Zijn liefde. Dat stijgt uit boven zijn ti-
tels als de Gezalfde (Messias, Christus) en spreekt ook van hogere
waarden. Tot en met vers 23 lees je niet Christus, die titel komt
pas weer in vers 24 naar voren. Ook dankt de apostel de Vader in
vers 12. Daarna lezen we het plan van verzoening door de Zoon
van Zijn liefde
. Wij zijn dus van meet aan in Hem onlosmakelijk ver-

bonden met de Schepper, die ook onze Verzoener is!

Woord vandaag

‘We zijn buitengewoon gezegend.’

Dat blijkt uit de tekst in Kolossenzen 1. We zijn opgenomen in
het koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde. Wij hebben daarin
ook de vrijkoping. Ook de vrijkoping (van alles wat ons maar
vast kon houden: de dood, de wet, de zonde, de wereld) is in
de Zoon van Zijn liefde. Dat is weer een hoger niveau dan de
vrijkoping die Israël heeft in het aardse koninkrijk van de Mes-
sias Jezus. Ook zij staan dan onder Zijn regering, Zijn shalom,
maar dat is een lagere orde dan waar Kolossenzen van spreekt.

‘Het is hoger niveau, velen beseffen dat niet.’

Men blijft vaak op het aardse niveau steken. Overigens wordt
meestal gesproken over verlossing en niet over vrijkoping. Dat
laatste is in de grondtekst meer dan alleen verlossing. Het hogere
is dan voor het lichaam van Christus, terwijl het aardse voor Israël
bestemd is. Dat is geen eigen bedachte voorrang, maar een door
Vader gegeven voorrecht in genade. In het kader van Efeziërs ko-
men we de vrijkoping ook tegen; het is door Zijn bloed, en wordt
daar kort aangeduid.

‘Het is ook die in Christus Jezus, toch?’

Dat staat in Romeinen 3:24, en wordt ook daar in verband ge-
bracht met Zijn bloed (3:25). De vrijkoping omvat heel wat, als
je Paulus’ brieven erop naslaat. Het is op basis van het kostbare
bloed van Christus, dat spreekt van het feit, dat Hij Zijn leven gaf
en diep leed en stierf voor ons, en voor allen. De vrijkoping is iets
dat wij in Hem hebben. Genade. Het is voor ons bewerkt door
Christus Jezus; God voert Zijn plan uit door de geliefde Zoon.

Woord vandaag

‘Bijzonder, wat we gisteren hebben gezien.’

Het verschil tussen de vergeving van het aardse koninkrijk in de
1000 jaar en het koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde is, dat het
laatstgenoemde overeenstemt met de nieuwe schepping. Het
wijst meer naar de tijd van de nieuwe hemel en nieuwe aarde.
Daarin hebben de vergeving en de vrijkoping het hogere niveau,
dat van de liefde van God.

‘In feite is deze vergeving veel meer.’

Meer in lijn met de verzoening zoals die ook in Romeinen 5 naar
voren komt. Deze verzoening zal kenmerkend zijn voor de laat-
ste eon van de nieuwe aarde. Daarin zal de mensheid echt erva-
ren wat de regering van de Zoon van Zijn liefde inhoudt. We le-
zen ook, dat God te midden van de mensen woont (Openbaring
21:3), dat de tabernakel van God bij de mensen is, dat wijst naar
weggehaalde belemmeringen.

‘Ja, net als nu voor de gelovige, geen belemmering.’

Geestelijk gezien is er nu geen scheiding tussen God en mens.
De tempel is er niet meer in Jeruzalem. Alle barrieres zijn weg
sinds het grote werk van de Heer Jezus op Golgotha. Door de
opwekking van Hem uit de dood door Vader werd de recht-
vaardiging van de mensheid bezegeld. Door de dood van de
Zoon heen werden wij met God verzoend, en dat geldt ook de
wereld, wanneer we 2 Corinthiërs 5 en Romeinen 5 lezen.

‘De vergeving van Kolossenzen 1:14 is op dit niveau?’

Dat blijkt uit de verbinding met de Zoon van Zijn liefde. Er is
sprake van een zeer definitief laten gaan (letterlijk: vanaf-
laten
) van de zonden. Ze spelen geen rol meer. Dat komt ook

door het feit, dat de gelovige geestelijk voorbij de dood is,
want Golgotha bewerkte ook de dood van de oude mensheid
in de dood van de Zoon, en nu leeft de gelovige in Zijn leven
(Romeinen 5:10,11).

Woord vandaag

‘Die vergeving van zonden is anders in Kolossenzen?’

We hebben gisteren gezien, dat deze vergeving op ander
niveau is dan de vergeving die gewoonlijk bedoeld wordt.
Men spreekt veel over vergeving, en dan zoals op pinksteren
door Petrus verkondigd werd. Dat was in het kader van het
aardse
koninkrijk van de Messias Jezus. In dat rijk draait het
vooral
om recht en gerechtigheid. Aspect: wanneer het gedrag,
dat
aangeeft, kan de vergeving weer ingetrokken worden.

‘Dat gebeurde ook bij Israël?’

Inderdaad. In Handelingen lezen we dat. Zij konden niet de
vergeving van zonden toepassen. De heidenen hadden geen
plaats in hun denken, ze hoorden er niet bij. Zij konden het niet
verdragen wanneer Paulus van rechtstreekse toenadering tot
de heidenen sprak (Handelingen 22:22). Zij werden woedend
toen ze het hoorden.

‘Daarom werd het koninkrijk van hen weggenomen?’

De komst van het aardse koninkrijk werd uitgesteld. De deur
werd in Handelingen 28 gesloten, toen de apostel Jesaja 6
aanhaalde. Die deur zal weer open gaan wanneer de gemeente,
het lichaam van Christus, weggegrist is volgens 1 Thessalonicen-
zen 4:13-18. De betoonde vergeving aan het volk werd ingetrok-
ken. Zoals de Heer in de gelijkenis van de slaaf die 10000 talen-
ten schuldig was, vertelde (Mattheüs 18:23-35).

‘De vergeving in Kolossenzen 1:14 kan niet vervallen?’

Deze is niet meer terug te nemen, omdat het hier gaat om het
koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde
. Daarin geldt niet het

aardse niveau van recht en gerechtigheid. Liefde is de essentie,
de kern van het regeren door de Zoon. Het hoogste principe van
God geldt daar. Wij maken nu al deel uit van dat geestelijke konin-
krijk. En dat niet als onderdanen. Wij horen bij het Hoofd zelf,
als leden van Zijn lichaam!