Woord vandaag

‘Goede werken – God heeft ze al tevoren gereedgemaakt, net zoals Hij alles
ver van tevoren al bepaald had.’

Voor Hem bestaan geen verrassingen, Hij werkt alles uit in overeenstem-
ming
 met de raad van Zijn wil. Hij heeft alles tevoren bepaald en vastge-
legd, Hij
werkt het uit in de tijd, met als belangrijkste ‘instrumenten’
Christus Jezus
en de ekklesia die Zijn lichaam is. Wij hebben ons domein
in de hemelen,
waaruit wij onze Redder verwachten, de Heer Jezus Christus,
die ons verne
derd lichaam zal omzetten, gelijkvormig aan Zijn heerlijk-
heidslichaam, in
overeenstemming met de werkzaamheid die Hem zelfs
in staat stelt het al
aan Zichzelf te onderschikken.
Dát is onze verwachting. Niet op aarde. Nee. Boven, te midden van de heme-
lingen zullen wij samen met Hem regeren als lichaam van Christus. Iets heel
bijzonders, dat in eerdere Schriften niet bekend was gemaakt dan alleen in
de brieven van Paulus.

‘Als je iemand vertelt van deze toekomst, wil die er niet aan.’

Helaas is het voor veel gelovigen niet duidelijk wat er in de toekomst ge-
beurt met ons als de leden van het lichaam van Christus. Men heeft aller-
lei verwachtingen, de een nog wonderlijker dan de ander. Er bestaat vol-
gens Efeziërs 4:1-6 slechts één verwachting van onze roeping, en dat le-
zen wij in deze brief vijf keer: ‘te midden van de hemelingen’. En wat die
hemelingen zijn, lezen wij ook in Kolossenzen 1: tronen, heerschappijen,
soevereiniteiten en gevolmachtigden. Daar hebben de leden van het li-
chaam dus een roeping voor. Deze hemelingen ontvangen waarschijnlijk
via boodschappers berichten over de leden van dat lichaam.

‘Zij weten van veranderde levens?’

Ja, als je het grote verschil leest over hoe wij eerst wandelden (Efeziërs
2:1) en hoe wij nu wandelen (Efeziërs 2:10), dan zullen die hemelingen
verbaasd zijn, dat de verkondiging van het evangelie van onze redding
zo’n grote uitwerking heeft op mensenlevens. De geestelijke boosheden
in de lucht beheersten eerst vooral ons denken en wat wij geloofden,
en nu is het denken, het hart en leven van de gelovigen enorm veran-
derd door de totale overwinning van Christus Jezus door Zijn dood en
opstanding uit de doden. Dat heeft de slang de kop vermorzeld. Vanaf
die ommekeer is een proces op gang gebracht, dat niet meer te stoppen
is. Dat zal uitlopen op de onderschikking van het al onder de voeten van
de Zoon, Psalm 110 zegt wel het nodige over het geheimenis van Chris-
tus, het hemelse aspect ervan werd later in Efeziërs bekendgemaakt.

 

Woord vandaag

‘Wij worden geschapen in Christus Jezus met een hoog doel.’

Zo mag je dat wel zeggen. Het is ‘voor goede werken, die God van tevoren
gereedmaakt opdat wij daarin zullen wandelen’.
De ‘goede werken’ zijn niet –zoals bij Jakobus- een vereiste om ons geloof
te bewijzen. De ‘goede werken’ zijn evenmin de werken van de wet of de
Thora, zoals sommigen graag hier in willen leggen. Eigenlijk een absurde
ge
dachte, dat het hier over de werken van Thora zou gaan.
Waar het wel om gaat, zijn die werken die Hij door ons heen doet nadat
wij
 geroepen zijn en door Hem geschapen worden in Christus Jezus.
Wij doen
 wat Hij door Zijn geest in ons werkt.

‘En zijn dat de goede werken van Titus 2:14?’

In Titus 2:14 wordt zelfs over ideale werken gesproken. Of daar zoveel ver-
schil
 in zit? Qua woord wel, ‘ideaal’ (Grieks: kalon) is meer dan ‘goed’
(Grieks: agathon).
 In het verband van Efeziërs 2:10 gaat het niet alleen om
de werken die wij
doen nadat wij ons bewust werden van onze redding hier
op aarde. Het gaat
 óók om de werken die wij zullen doen te midden van de
hemelingen en het
 meewerken aan de wederzijdse verzoening van de he-
melse machten. Wat een
 onvoorstelbare toekomst! We zouden deze hoge
roeping koesteren en ons er
op voorbereiden. Zoals Kolossenzen 3:1-4 ons
aanwijst om bedacht te zijn op
 wat boven is, waar Christus is, zittend aan
de rechter(hand) van God.

‘Ja, daar staat zelfs bij: “niet wat op aarde is”, duidelijk.’

Omdat wij op aarde leven en rondlopen, zijn wij daarbij betrokken. Voor
gelovigen blijkt het in de praktijk maar moeilijk om hun aandacht op
Christus en
 de hemelse dingen te richten. Geestelijke zegeningen zijn nu
eenmaal niet te
 zien aan de buitenkant. Israël kreeg manna uit de hemel,
wij ook maar dan in
 geestelijk opzicht voedt de Heer ons. Met Zijn woord,
dat ons overbrengt wat
 er in de hemelen is en wat ons daar wacht. Veel
gelovigen kunnen zich daar
moeilijk wat bij voorstellen. Zij zijn liever
met tastbare dingen bezig, die op
 zich niet schadelijk zijn, maar ook niet
nuttig. Sterk voorbeeld daarvan is, dat
de kerk zich beschouwt als het
koninkrijk van God op aarde, een misvatting
 van kolossale omvang.

‘Als het daar om gaat, dan valt er heel wat over te zeggen.’

Ja. Dat de kerk denkt het aardse koninkrijk te zijn, een kapitale geeste-
lijke
blunder van de eerste orde. Zij stelde zich in plaats van Israël –ook
een enor
me geestelijke misser- en dus achtte de kerk zich het rijk van God,
of op zijn
 minst meewerkend om het koninkrijk van God op aarde te breng-
en.
 Bijzonder tegengesteld aan wat de Schrift naar voren brengt, dat zal
voor de
oplettende bijbellezer duidelijk zijn. De ‘goede werken die God van
tevoren
gereedmaakt’ is dus niet het meewerken aan de komst van het
aardse konin
krijk, evenmin gaat het om meehelpen opbouwen en voort-
duren van een or
ganisatie. Het gaat om de opbouw van het lichaam van
Christus, zodat dat li
chaam groeit naar volwassenheid in het geloof in de
praktijk en zo voorbe
reid is op de grote opdracht die wacht, boven, te mid-
den van de hemelingen! 

Woord vandaag

‘Wat een evangelie, het is zo rijk!’

We zijn als gelovigen onvoorstelbaar bevoorrecht als we dat tegen andere men-
sen afzetten. Mensen zijn zich hun geestelijke armoede vaak niet bewust. Ook
gelovigen zijn zich hun geestelijke rijkdom vaak onvoldoende bewust. Als je je
iets bewust zou zijn van wat in vers 10 van Efeziërs 2 staat, namelijk:

‘wij die geschapen worden in Christus Jezus’

Dan zou je je de koning te rijk weten. Het bijzondere is, dat hier het woord ‘schep-
pen’ gebruikt wordt. God schept ons nieuw in Christus Jezus, de verhoogde en
ver
heerlijkte Heer. Wij zijn in Hem een nieuwe schepping en in het volgende
gedeel
te van Efeziërs 2 (11-22) zal blijken, dat wij deel uitmaken van de nieuwe
mens
heid. Dat is, zoals we gezien hebben, géén aansluiten bij Israël als waren
we een 
soort proselieten, maar een nieuwe woonplaats van God in (de) geest.
Over deze rijkdom denk je na: ‘wij, die geschapen worden in Christus Jezus’;
een schitterende nieuwe schepping door de grote Schepper, God, de Vader, die
alles schept (Efeziërs 3:9). Wij zullen net als de Zoon zelf een heerlijkheid 
stralen
die daarvoor bij de hemelse machten ongekend was.
Wat zullen die 
soevereiniteiten en gevolmachtigen verbaasd staan!

‘We zijn bijzondere mensen geworden, omdat wij door Hem gekozen zijn.’

En waar hebben we het aan verdiend? Ons gedrag in het vlees was eerder in
principe aanleiding om ons te veroordelen, maar wij waren bedoeld in Gods
plan van eonen om bij de ekklesia die Zijn lichaam is, te gaan horen. Daarom
ontkwamen wij aan veroordeling en werden door het woord van de waarheid
gered. Omdat wij absoluut zeker weten, dat er geen veroordeling is voor hen
die in Christus Jezus zijn, zijn wij in een nieuwe situatie gekomen, die onverge-
lijkbaar is met de oude. God wekte ons op, gaf ons Zijn geest en zo zijn wij
sindsdien op weg naar de hemel. We zingen: ‘wij trekken hemelwaarts’ en
daarvoor ontvangen wij dat nieuwe, verheerlijkte lichaam, een gebouw uit
God, niet met handen gemaakt, in de hemelen. Dat is de belofte, die Hij 100%
zeker zal waarmaken!

‘Wat ik soms niet begrijp, is dat gelovigen dit zomaar als vanzelfsprekend aan-
nemen en er niet steeds blij mee zijn.’

Dat is wat mij soms verbaast. Nog veel groter is mijn verbazing over gelovigen,
die genade van Christus Jezus gekend en beleden hebben en dan toch onder
de wet gaan leven, uiteindelijk. Daar begrijp ik he-le-maal niets van. De Gala-
ten deden dat ook. Men voert allerlei redenen aan om hun afwijken van de
woorden van de apostel van de natiën goed te praten en te rechtvaardigen,
maar een echte geldige reden kan er niet zijn. Het is het meest brede evange-
lie dat er is. Breder, hoger, dieper en langer kan gewoon niet. Al het andere
valt erbinnen. De diepgaande boodschap zoals we die ook hier in Efeziërs le-
zen, gaat veel verder en dieper dan al het andere dat voor de besnijdenis ge-
schreven is! En de gemeente, het lichaam van Christus? Die vervult daarin de
essentiële functie van verzoeners, geleid door Christus Jezus. 

Woord vandaag

‘Wat een bijzondere woorden vinden wij in Efeziërs toch!’

En vers 10 van hoofdstuk 2 vloeit voort uit het voorgaande. Om als resultaat van
Zijn handelen met ons staat daar:

‘Want Zijn maaksel zijn wij’.

In het Grieks staat het woord voor ‘doen’ of ‘maken’ als zelfstandig naamwoord,
dus ‘daad’ of ‘maaksel’. Het gaat om het effect, de uitwerking van Zijn (Vaders)
handelen met ons. Niet een woord of zinnetje om snel aan voorbij te lezen, maar
dit zouden wij overdenken en in ons hart koesteren, net als al die andere woorden
van Efeziërs. Wat wij nu in Christus Jezus zijn, is dus het resultaat van Zijn handelen
met ons. Wat een genade, wat een heerlijkheid!
Het bevestigt nogmaals, dat het niet om ons doen of laten gaat. De Vader is auto-
noom in Zijn handelen. Voor het woord, dat met ‘Zijn’ vertaald is, staat in feite ‘zelf’.
Het gaat hier nog steeds om: ‘God echter, die rijk is in barmhartigheid’ (vers 4).

‘Het fijne is, dat wij rustig tijd nemen voor deze woorden.’

Ze zijn daar ook voor. Koesteren in je hart. Dat geeft vreugde, omdat je steeds weer
ontdekt, dat het Zijn genade is. Deze woorden van de apostel zijn het waard om tel-
kens te overwegen. U, jij en ik zijn Zijn maaksel, het werk van Zijn handen. Dan zijn
wij dus volkomen en perfect, of zoals Efeziërs 1:4 het zegt: ‘heilig en smetteloos’.
Hij heeft ons als het ware als poëzie bedacht. Wat Hij in ons leest, is volkomenheid
en heerlijkheid als complement van geliefde Zoon.
Van meet af aan waren wij door de Vader bedoeld om dit te zijn. Hij heeft in feite
ons altijd zo gezien. Dat wij als gewone mensen op aarde werden gezet, en allerlei
dingen goed of minder goed deden, vanuit de Vader gezien stond het al vast dat wij
geroepen zouden worden door het evangelie van onze redding.
In dat evangelie stond alles ook al vast, want God heeft het Lam tevoren gekend,
vóór de nederwerping van de wereld. En ook wij zijn uitgekozen in Christus vóór
die nederwerping!

‘Dit geeft zo’n vreugde en rust in mijn hart!’

Ja, wat is het geweldig, dat Hij dit bekendmaakt. Het werkt niet verslappend of
verlammend, maar het activeert juist om dat te doen wat Hij wil. We zijn wel on-
gelooflijk bevoorrecht, dat wel. Als het om Zijn hand(elen) gaat, is Hij bezig als
de grote Pottenbakker, die ons in Christus Jezus vorm geeft en heeft gemaakt
tot wie wij zijn.
Een oud lied zingt: ‘Ja Zijn liefde zocht mij, en Zijn bloed dat kocht mij, door ge-
nade ben ik een zoon van God’. Dat lied zegt eigenlijk ‘kind’, maar in Efeziërs
gaat het om onze plaats als zoon (Efeziërs 1:5), waartoe wij ook tevoren bestemd
zijn. Let op dat ‘tevoren’, dat verwijst naar ‘vóór de nederwerping’ van 1:4.
Wat bijzonder, dat wij zo’n plaats hebben ontvangen in Zijn plan!

Woord vandaag

‘Erg duidelijk, genade is het kernbegrip bij de apostel Paulus.’

Het wordt bevestigd –ook hier- door het niet uit werken. En dat is ook de werking
van
 
genade: opdat niemand roemen zal. In evangelische en kerkelijke kring doet
het ver
schijnsel zich voor, dat men kijkt naar de naam van een prediker, predikant,
voorgang
er en dergelijke. Je ziet het ook bij genezingsbijeenkomsten en andere
charismatische
 
samenkomsten dat het wordt aangekondigd met namen groot afge-
drukt op flyers
 
en zo voorts. Men roemt kennelijk in mensen. De werking van gena-
de is, dat het al
 
het roemen in mensen buitensluit.

‘Lijkt mij duidelijk, ja.’

Het is van twee kanten bekeken, logisch: genade wil zeggen dat God je geeft wat
je
 
niet verdient: “hoe zal Hij, die zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor
ons
 
allen overgegeven heeft, ons ook niet met Hem alles in genade schenken?”
Dat sluit al onze inspanning uit, en daarmee stoot het de mens en zijn eigen wer-
ken
 
van de troon. Psalm 8 wordt nogal eens aangehaald om een hoge positie van
de
 
mens te ondersteunen: ‘U hebt hem bijna goddelijk gemaakt’ staat in de verta-
ling.
 
Maar incorrect, het gaat over de Zoon van Adam: ‘U hebt Hem een weinig
minder dan
 
de boodschappers gemaakt.’ Niet de mens stijgt, maar de Zoon daalde
af!
 
En dat was hard nodig ook. Hij kwam om te zoeken en te redden wat verloren
was.
 
Dat doet alle trots uit het hart van de mens wijken, als het goed is. Geen roem
in de
 
mens: ‘Wie roemt, roemt in de Heer’.

‘Ja, kom daar maar eens om.’

Men plaatst snel de mens en zijn inspanningen op de troon. Dan is er automatisch
geen roem meer voor Christus Jezus. De mens staat echter –in het evangelie van
Paulus- met lege handen. De werken leverden niets op en omdat die uit handen
genomen worden. Weg trots en roem van de mens.
En nu de handen leeg zijn kunnen ze ontvangen wat God geeft: de rijkdom van Zijn
genade. Allemaal geschenken, rijk uitgestald in de Efezebrief. Het geeft alle roem
aan Christus Jezus en de Vader van de heerlijkheid.