Woord vandaag

‘De Spreuken blijken toch heel diep te gaan, je zou niet verwachten,
dat er zó veel in zit.’

Jawel, het is Gods woord en daarom heeft het diepgang, per definitie
veel beter dan boeken van mensen. Het is dwaasheid in optima forma
als je beweert dat de bijbel een mensenboek is over God. Het is exact
andersom: God onthult zichzelf in Zijn woord, net zoals je bij mensen
kan herkennen wat in hun hart is door de dingen die zij zeggen.
God is uit op dat hart van de mens en verovert dat door Zijn woorden,
Zijn liefde in Christus Jezus.

De Spreuk van vandaag is:

want wie afwijkt is voor Jahweh een gruwel
maar met de oprechten gaat Hij vertrouwelijk om

Het woord ‘gruwel’ wordt steeds in verband met afgoderij gebruikt.
Het gaat hier om iemand die een omweg gaat. Voor het ‘afwijkt’ staat
het Hebreeuwse woord Luz, dat we van Jakob kennen. Hij kwam daar
terecht toen hij wegvluchtte voor de wraak van Esau, hij had op slink-
se wijze het eerstgeborterecht weggekaapt. Luz staat voor: een omweg.
Wij kennen het in het Nederlandse woord ‘lus’.

Dus zij die een eigen (om)weg bewandelen, zijn voor de Heer een gruwel?’

Dat kun je op grond van deze tekst zeggen, ja. Zij gaan in plaats van de
weg van de Heer, die Hij in Zijn woord aangeeft, hun eigen weg en daarmee
stellen zij hun eigen ik boven het woord van God. Hun eigen ik is de afgod.
Dat geldt niet alleen in strikt persoonlijk, maar ook in gemeenteverband.
Daar waar wij eigen menselijke manieren van gemeente-zijn kiezen, is dat
eigenlijk voor de Heer een gruwel, omdat niet de lijn van de brieven van
Paulus gevolgd wordt.

‘Zo, dat is nogal wat, het heeft verregaande gevolgen.’

De tweede zin vult aan: ‘met de oprechten gaat Hij vertrouwelijk om’. Dat
zouden wij goed beseffen, niet alleen voor ons persoonlijk geestelijk leven,
maar zeer zeker óók voor het gemeentelijk leven! Daar waar de gemeente
functioneert volgens de bijbelse, paulinische  gegevens, zal die gemeente
daardoor meer van God onthuld kunnen krijgen omdat zij dichter bij Hem
leeft en dus Zijn woord meer en meer centraal stelt.
Net zoals Abraham een vriend van God genoemd werd en van God de plan-
nen voor de toekomst (Sodom en Gomorra verwoesten bijvoorbeeld) ont-
huld kreeg!

Woord vandaag

‘Zo dat was wel weer heel wat gisteren. Ben jij ook zo benieuwd
naar de Spreuk van vandaag?’

Vandaag gaan we alweer naar vers 31 van Spreuken 3:

wees niet jaloers op een man van geweld
en verkies geen van zijn wegen

Dit lijkt alleen te wijzen op mensen die letterlijk geweld (met
handen en voeten) gebruiken. De Spreuk heeft echter – zoals
alle Spreuken – verdere diepgang. Geweld kan zich in allerlei
vormen voordoen; mensen kunnen door anderen subtiel on-
der (grote) druk geplaatst worden waardoor zij dingen doen die
zij zonder die uitgeoefende druk (door één man) nooit zouden
hebben gedaan.

‘Een man van geweld kan dus soms moeilijk te herkennen zijn.’

Dat is zo, ja. We kunnen de dingen herkennen, vaak pas achteraf.
Soms blijkt in gemeentes pas achteraf hoe groot de schade is, die
door één man is aangericht. Het geweld lag dan niet op straat, maar

gebeurde tijdens de persoonlijke contacten van diegene met leden
van het lichaam van Christus. De Spreuk van vandaag zegt dan ook
niet jaloers te zijn op zo’n man, op zijn positie of macht.

‘Het is beter om de wegen die Paulus wijst, te kiezen?’

Paulus sprak de woorden van Christus Jezus. Hij was degene die de
Corinthiërs in liefde benaderde en hen niet onder druk zette, abso-
luut geen geweld (niet verbaal, niet letterlijk) gebruikte. Hij bleef
liever weg om hen te sparen en schreef uit liefde een brief – op afstand
dus – omdat zijn lijfelijke aanwezigheid te grote druk op hen zou leg-
gen. Kijk, dát is de wandel in Gods liefde!

Woord vandaag

‘De Spreuk van vandaag, daarvan wil ik graag weten wat er
precies staat in het Hebreeuws.’

klaag een mens niet zonder reden aan
als hij jou geen kwaad heeft gedaan

Door het woord ‘aanklagen’ heeft de eerste zin van deze Spreuk
(3:30) een wat juridische tint gekregen in de herziene SV. Het
woord dat er staat, gaat in de richting van ‘strijden met’. Men
zou niet zonder reden, of niet om niet met een mens (HB: adam)
strijden. Dit heeft Israël wel gedaan. Israël streed om niet met
hun Messias, de Heer Jezus Christus.

‘Ja zo toegepast klopt deze Spreuk helemaal met wat later gebeurde.’

Zij (Israël) hebben Hem (Jezus) zonder oorzaak (om niet) gehaat,
zo staat het in de Psalmen (35:19), waar ditzelfde woord chanam
(afgeleid van chèn = genade) staat. Het is een waarheid, dat Hij het
volk geen kwaad aandeed (zie tweede regel van deze Spreuk), en
niettemin haatten zij Hem. Later refereert Johannes (15:25) eraan,
als hij wijst op dit feit.

‘In de aanloop naar Pasen hebben we gezien, dat de leiders van het
volk vreesden voor hun positie. Daarom haatten zij Hem.’

Zij hebben Hem overgeleverd, terwijl er geen reden was dat te doen,
Pilatus vond geen schuld in Hem en Hij werd overeenkomstig hun
wil overgegeven aan de kruisdood. Dat was ‘om niet’, omdat Hij niets
had gedaan wat die dood rechtvaardigde. Het was uiteindelijk Gods
bedoeling, dat Hij als gehangene zou moeten sterven, een uiting van
de diepe haat van de mensen. Dat verhinderde God niet om nochtans
die mensheid te blijven liefhebben. God was in Christus de wereld
met Zich verzoenend.

‘Geweldige boodschap! En in het betreffende vers leren wij dat wij
niet met de ander zonder reden kunnen strijden.’

Soms hebben mensen een idee over iemand anders en op basis van
dat idee gaan ze iemand anders bestrijden, terwijl ze niet op de hoogte
zijn van de feiten, of van slechts een deel van de feiten. Soms kom je er
pas na vele jaren achter hoe iemand was of is. Dat kan schokkend zijn.
Maar ook wonderlijk: je had niet gedacht dat die ander dat en dat voor
anderen gedaan heeft. Zo zullen de Joodse leiders uit de dagen van de
Heer er achter komen, als zij voor de grote witte troon staan, wie Hij
werkelijk is. Want dan zijn de rollen omgedraaid!

Woord vandaag

‘De tekst van nu is weer over de naaste, spreekt je aan.’

smeed geen kwaad tegen je naaste
terwijl hij onbezorgd bij jou woont

Dat is voor ons vanzelfsprekend, het evangelie van genade zal
de naaste juist ruimte geven, de liefde van God is bepalend daarin,
zo zien we Romeinen 13:8-10. Het woord ‘smeden tegen’ heeft in
de kern te maken met ‘ploegen’ en daarvan afgeleid: ‘iets ontwer-
pen (in het geheim) in kwade zin’. Dat kan nooit uit de liefde van
God voortkomen.

‘Nee, dat is erg duidelijk. De liefde van God smeedt geen plannen in
mensenharten tegen anderen.’

Dat merk je echter wel in dat boek dat onlangs verscheen over die
voorganger (onpaulinisch begrip), die helemaal solistisch het contact
met de realiteit kwijtraakte en eigenzinnig -zonder anderen-  zijn gang
ging en gaat. De gemeente waar hij leider van was, is inmiddels sterk
uitgedund qua bezoekersaantal. En het kwaad smeden deed hij ook,
want hij troggelde de mensen geld af en de mensen gaven -onder zijn
druk- (grote) sommen geld.

‘Paulus schrijft, dat de geldzucht een wortel van alle kwaad is.’

Exact. Zelfbenoemde voorgangers zijn er helaas maar al te veel, en
die kunnen vaak hun gang gaan en zich verrijken van de giften van
goedwillende gelovigen. Daarom is de paulinische indeling heel
wijs: er zijn meerdere opzieners en oudsten die gezamenlijk dingen
oppakken en in overleg allerlei dingen  regelen. Dit voorkomt solis-
tisch optreden van één iemand; want dat kan snel tot schade leiden
van de naasten, de medebroeders en zusters. Juist de gezamenlijke
oudsten/opzieners
zouden in genade handelen met de gelovigen
waarvoor zij geroepen zijn: om die te dienen.

Woord vandaag

‘Het gaat vandaag in vers 28 door op het thema van vers 27.’

Het is een aanwijzing om direct iets te doen voor je naaste als het in
je vermogen ligt:

zeg niet tegen je naaste: ga heen en kom nog eens terug
en morgen zal ik het geven, terwijl het al bij jou is


Het wijst op een gebrek, een nood, een vraag van iemand die met je
verbonden is op een of andere manier, daar kun je niet tegen zeggen
‘kom later maar eens terug’. Je laat een ander met die nood – of wat
ook maar –  niet zitten. Dat is als een iemand ‘op je weg komt’ en je
wordt geconfronteerd met een nood, een behoefte. Die kun je niet
zomaar laten gaan.

‘Je naaste, dat is toch je broeder, degene die met je optrekt in het
lichaam van Christus?’

Het is een aanwijzing van Paulus in Romeinen 13:8-10 als hij het heeft
over het liefhebben van de ander, met de liefde van God. Hij verwijst
dan naar de 10 woorden die op Israël gelegd waren en geeft aan dat dat
samengevat wordt in : ‘u zult uw naaste liefhebben als uzelf‘.  En: ‘de
liefde doet de naaste geen kwaad‘ (vers 10)
Spreuken wijst in dezelfde richting, maar dan nog onder het oude ver-
bond van Jahweh met Israël.

‘Maar in de ekklesia, het lichaam van Christus, geldt dat des te meer.’

Het woord ‘naaste’ heeft verbinding met het woord voor ‘kudde’ en
daarvan weer afgeleid: ‘herder’. Een herder zorgt ervoor, dat de kudde
het goede voedsel krijgt en ziet om naar de schapen. Misschien is dan
dit woord wel bijzonder, als het komt uit de mond van Salomo, die zelf
koning was en dus een herderlijke functie had voor Israël, tot zijn
zoon, die vanzelf koning zou worden.

‘Maar daarmee zijn we weer bij de oudsten/opzieners gekomen, net als
gisteren.’

Dat is waar, dat bewuste boek gaat over een voorganger die schril
afsteekt bij wat in de dagtekst staat. Deze trad -en treedt- solistisch op
en neemt eerder iets weg bij de gelovigen, dan dat hij voor ze zorgt.
Bij wat Paulus aangeeft, kan dat eigenlijk niet. Daar is altijd gezamen-
lijk
bezig zijn als oudsten/opzieners, in goede harmonie samenwer-
king met het oog op het belang van de naasten, de medegelovigen!