‘We zijn bezig met Efeziërs. Paulus schreef die brief. En ik zie nu weer erg
duidelijk, dat het vooral draait om Gods genade.’
De heerlijke genade van God is, dat wij door Hem gezegend zijn met iedere
geestelijke zegen te midden van de hemelingen, in Christus. Deze geeste-
lijke zegeningen lezen wij in dit eerste hoofdstuk van Efeziërs. Direct na dit
vers staat, dat wij in Christus uitgekozen zijn vóór de nederwerping van
de wereld. Dus zeker al vóór Genesis 1:2. Voordat de zonde in het univer-
sum kwam door de oude slang en het gericht dat erop volgde. Toen al ble-
ken wij uitgekozen te zijn in de grote Uitverkorene, Christus! Dit is op zich
al een rijke zegen en betekent dat het lichaam van Christus toen al in Hem
aanwezig was!
‘Dat blijft een fantastische zegen. Als ik dat zo zeggen mag. En biedt een
zekerheid die rotsvast is.’
En het is opdat wij heiligen en smettelozen voor Zijn aangezicht zijn. Dat
zijn wij dus altijd: heilig en smetteloos voor Zijn aangezicht. Daar zit het
eerdere onderwijs van Romeinen achter, de rechtvaardiging door het ge-
loof van Jezus Christus. Daarmee is alles weggedaan wat ons kan hinde-
ren, alles wat met zonden, overtredingen en krenkingen te maken heeft.
Dat zit niet langer tussen ons en God in. Wij hebben vrije toegang tot de
Vader, door Zijn geloof. Dit is wat ook al doorklonk in Romeinen 8:1 :
Dus is er nu geen veroordeling voor hen die in Christus Jezus zijn, zij
wandelen niet naar het vlees, maar naar de geest.
‘Wat een zegen, wat een genade, heerlijk!’
Ja, en dat klinkt al in de eerste verzen van Efeziërs door. Dat lezen we in
de volgende regels. Maar laten we niet missen wat we net al opmerk-
ten, dat God ons uitkoos in Christus vóór de intrede van de zonde in het
universum. Toen al waren wij in Zijn ogen heilig en smetteloos! Zozeer
gaat de liefde van God naar ons uit. Dit kan dus nooit ongedaan ge-
maakt worden. Dit is de heerlijkheid van Gods genade. Genade regeert
in deze tijd, dat werd voor het eerst zichtbaar bij de roeping van Saulus,
zoals wij al gezien hebben. Daarna werd door Romeinen 5 duidelijk, dat
in deze tijd niet langer de zonde – en de wet al helemaal niet – op de
troon zit. Wat is de nieuwe regent? Genade van God. En dat klinkt over-
vloedig door in Efeziërs!