‘Dat levendmaken is iets, dat alle hoop die mensen hebben, meer dan zal ver-
vullen. Tenminste, dat hebben we gezien de afgelopen dagen.’
Toch zijn er nog twee vindplaatsen, waar niet het woord ‘levendmaken’ voor-
komt, maar het woord ‘gezamenlijk levendmaken’. Beide vindplaatsen betreft
het lichaam van Christus. In Efeziërs 2:6,7 staat, dat God ons gezamenlijk levend-
maakt in Christus en gezamenlijk zet te midden van de hemelingen. Geestelijk ge-
zien zijn de leden van het lichaam al levendgemaakt en dat samen, in Christus,
als voorwaarde om ook opgewekt en gezet te kunnen worden te midden van de
hemelingen in Christus Jezus. In feite is dat lichaam van Christus vanuit God ge-
zien daar al gezet. Het is slechts een kwestie van tijd, dat zij daar ook werkelijk
zullen zijn!
‘Ons wacht een hele grote toekomst, dat is zeker.’
Sommige mensen zullen het niet zo goed vinden, dat wij ons steeds richten op
de grote toekomst, boven, met Hem, Christus Jezus. Maar Kolossenzen 3:1-4
zegt ons bedacht te zijn op wat boven is, waar Christus is, niet op wat op de aar-
de is. Juist die mensen die ons bekritiseren, blijken zelf erg bezig met ‘hier en nu’,
en zeggen: ‘maar wij leven nu op aarde, wij staan met onze beide voeten op de-
ze aarde’ en meer van dat soort uitspraken. Ze rennen heel hard rondjes (of niet)
en zijn zich totaal niet bewust welke toekomst als gelovigen hen wacht. Om aan
het einde van hun leven (wat heel snel komt) te ontdekken, dat ….. het allemaal
voor niets was.
‘De brieven wijzen ons toch die weg? Om op de hemelse dingen gericht te zijn?’
Ook in Kolossenzen vinden wij een tekst waar het ‘gezamenlijk levendmaken’
voorkomt, in Kolossenzen 2:13, waar ook staat dat wij gezamenlijk met Hem
levendgemaakt werden. Ook in dat tekstverband wordt dat in verband gebracht
met de verheerlijkte en verhoogde Christus Jezus, en met de hemelingen, die
in vers 15 genoemd worden. Wat ook in één adem met het gezamenlijk levend-
gemaakt genoemd wordt, is de verzekering dat God ons genade schenkt voor al
onze krenkingen. De grote, overstijgende rijkdom van Zijn genade schijnt ook in
dit bijzondere gedeelte van Kolossenzen. Laten wij Hem daarvoor danken!