‘Wij worden geschapen in Christus Jezus met een hoog doel.’
Zo mag je dat wel zeggen. Het is ‘voor goede werken, die God van tevoren
gereedmaakt opdat wij daarin zullen wandelen’.
De ‘goede werken’ zijn niet –zoals bij Jakobus- een vereiste om ons geloof
te bewijzen. De ‘goede werken’ zijn evenmin de werken van de wet of de
Thora, zoals sommigen graag hier in willen leggen. Eigenlijk een absurde
gedachte, dat het hier over de werken van Thora zou gaan.
Waar het wel om gaat, zijn die werken die Hij door ons heen doet nadat
wij geroepen zijn en door Hem geschapen worden in Christus Jezus.
Wij doen wat Hij door Zijn geest in ons werkt.
‘En zijn dat de goede werken van Titus 2:14?’
In Titus 2:14 wordt zelfs over ideale werken gesproken. Of daar zoveel ver-
schil in zit? Qua woord wel, ‘ideaal’ (Grieks: kalon) is meer dan ‘goed’
(Grieks: agathon). In het verband van Efeziërs 2:10 gaat het niet alleen om
de werken die wij doen nadat wij ons bewust werden van onze redding hier
op aarde. Het gaat óók om de werken die wij zullen doen te midden van de
hemelingen en het meewerken aan de wederzijdse verzoening van de he-
melse machten. Wat een onvoorstelbare toekomst! We zouden deze hoge
roeping koesteren en ons erop voorbereiden. Zoals Kolossenzen 3:1-4 ons
aanwijst om bedacht te zijn op wat boven is, waar Christus is, zittend aan
de rechter(hand) van God.
‘Ja, daar staat zelfs bij: “niet wat op aarde is”, duidelijk.’
Omdat wij op aarde leven en rondlopen, zijn wij daarbij betrokken. Voor
gelovigen blijkt het in de praktijk maar moeilijk om hun aandacht op
Christus en de hemelse dingen te richten. Geestelijke zegeningen zijn nu
eenmaal niet te zien aan de buitenkant. Israël kreeg manna uit de hemel,
wij ook maar dan in geestelijk opzicht voedt de Heer ons. Met Zijn woord,
dat ons overbrengt wat er in de hemelen is en wat ons daar wacht. Veel
gelovigen kunnen zich daar moeilijk wat bij voorstellen. Zij zijn liever
met tastbare dingen bezig, die op zich niet schadelijk zijn, maar ook niet
nuttig. Sterk voorbeeld daarvan is, dat de kerk zich beschouwt als het
koninkrijk van God op aarde, een misvatting van kolossale omvang.
‘Als het daar om gaat, dan valt er heel wat over te zeggen.’
Ja. Dat de kerk denkt het aardse koninkrijk te zijn, een kapitale geeste-
lijke blunder van de eerste orde. Zij stelde zich in plaats van Israël –ook
een enorme geestelijke misser- en dus achtte de kerk zich het rijk van God,
of op zijn minst meewerkend om het koninkrijk van God op aarde te breng-
en. Bijzonder tegengesteld aan wat de Schrift naar voren brengt, dat zal
voor de oplettende bijbellezer duidelijk zijn. De ‘goede werken die God van
tevoren gereedmaakt’ is dus niet het meewerken aan de komst van het
aardse koninkrijk, evenmin gaat het om meehelpen opbouwen en voort-
duren van een organisatie. Het gaat om de opbouw van het lichaam van
Christus, zodat dat lichaam groeit naar volwassenheid in het geloof in de
praktijk en zo voorbereid is op de grote opdracht die wacht, boven, te mid-
den van de hemelingen!