‘Wat een heerlijkheid komt naar ons toe, als je over deze geestelijke waar-
heden nadenkt.’
Ja, het is voor ons als gewone mensen bijna niet te bevatten. We zullen zo-
veel heerlijkheid ontvangen. Dat kunnen we in dit lichaam van onze verne-
dering, ons aardse lichaam niet dragen. Vlees en bloed kunnen het konin-
krijk van God niet als lotdeel genieten, daarom moeten wij eerst veranderd
worden, zegt 1 Corinthiërs 15. Die gelovigen daar zaten met een heleboel
vragen. Ze waren verdeeld en twistten over van alles en nog wat.
Ook over de opstanding en het lichaam wat de gelovigen dan zullen hebben.
Daarop geeft dat machtige 15e hoofdstuk antwoord.
‘Het geeft wel inzicht in wat de Vader gaat doen als wij opgewekt worden.’
Eerst vergelijkt Hij het aardse lichaam van de mens met een graankorrel. Als
de mens sterft, wordt hij als het ware ‘gezaaid’ in de aardbodem bij de begra-
fenis. Dat gebeurt in de verwachting van de opstanding. En net zoals God een
lichaam aan de graankorrel geeft (vers 38), zo zal Hij dat ook aan de mensen
geven, en bij ons als gelovigen het eerst in heerlijkheid.
Maar, Hij vervolgt: net zoals de lichamen van de graansoorten verschillen, zo
is dat ook als het om het vlees van mensen, dieren, vissen en vogels gaat.
Dan in vers 40 laat Hij (Christus Jezus) zien, dat er op-hemelse lichamen zijn
en op-aardse lichamen. Zij hebben een van elkaar verschillende heerlijkheid.
‘Wat geweldig, dat wij deze dingen kunnen overdenken. Het staat er.’
In vers 41 gaat Hij het verder preciseren. Het nogal eenvoudige voorbeeld, dat
elke gelovige kan begrijpen, is dat er verschil bestaat tussen de glans of heer-
lijkheid van zon, maan en sterren. En zo zal het ook in de opstanding van de
doden zijn. Er wordt eerst toegespitst op de opstanding van de leden van het
lichaam van Christus. In die opstanding bij de bazuin van God (1 Thessaloni-
cenzen 4:13-18), vóór de grote verdrukking, zal werkelijkheid worden wat in
de volgende verzen van 1 Corinthiërs 15 staat!